ECLI:NL:CRVB:2013:2072
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ZW-uitkering na medisch onderzoek en bezwaar door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. Appellant, die zich op 3 mei 2010 ziek had gemeld als allround installatiemonteur/kabelmonteur, kreeg op 3 februari 2011 te horen dat hij vanaf 7 februari 2011 geen recht meer had op een ZW-uitkering. Het Uwv had dit besluit genomen op basis van medisch onderzoek door verzekeringsartsen, die concludeerden dat appellant in staat was zijn werk te verrichten. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn echtgenote als gemachtigde optrad.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan niet onjuist waren. Appellant had aangevoerd dat zijn eigen werk te belastend voor hem was, maar deze stelling werd door de Raad niet gevolgd. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de Raad oordeelde dat de door appellant aangehaalde vergelijkingen met andere gevallen niet opgingen.
Tijdens de zitting op 4 september 2013 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn echtgenote, en het Uwv werd vertegenwoordigd door E.M.C. Beijen. De Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de beschikbare stukken en de verklaringen van de betrokken partijen. Uiteindelijk heeft de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat appellant niet in aanmerking kwam voor een ZW-uitkering op basis van de medische bevindingen.