ECLI:NL:CRVB:2013:2042
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- W.F. Claessens
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de veronderstelling dat appellante een gezamenlijke huishouding voerde met haar ex-partner, [P.]. Appellante ontving sinds 1 juli 2008 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, maar het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort had twijfels over haar woonsituatie. Na een onderzoek door een fraudeconsulent, waarin onder andere waarnemingen en huisbezoeken zijn uitgevoerd, concludeerde het college dat appellante en [P.] in de periode van 24 juli 2010 tot en met 20 september 2010 een gezamenlijke huishouding hadden gevoerd. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bijstandsbedragen.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding, maar dat [P.] haar woning was binnengedrongen en haar stalkte. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van appellante en [P.] in samenhang bezien voldoende bewijs opleveren voor de conclusie dat [P.] zijn hoofdverblijf had in de woning van appellante. De Raad heeft vastgesteld dat de omstandigheden die tot de gezamenlijke huishouding hebben geleid, niet relevant zijn voor de beoordeling. De Raad heeft de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten van bijstand bevestigd, omdat appellante niet als zelfstandig subject van bijstand recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.