ECLI:NL:CRVB:2013:2015
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- P.W. van Straalen
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening zelfstandigen en informatieverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam met betrekking tot de bijstandsverlening op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Appellant had een aanvraag ingediend voor bijstand voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en voor bedrijfskapitaal. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag gedeeltelijk toegewezen, maar appellant was van mening dat hij te weinig bijstand had ontvangen. Daarnaast heeft het college appellant verzocht om bewijsstukken van zijn investeringen en bedrijfsopdrachten, maar appellant heeft niet tijdig de gevraagde gegevens overgelegd. Het college heeft daarop de bijstand opgeschort en uiteindelijk ingetrokken.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de vraag beoordeeld of appellant aannemelijk heeft gemaakt dat hem geen verwijt kan worden gemaakt voor het niet tijdig overleggen van de gevraagde gegevens. Appellant heeft aangevoerd dat hij zich tijdig heeft afgemeld voor de afspraken, maar de Raad oordeelt dat dit niet relevant is voor de verplichting om de gegevens binnen de hersteltermijn te overleggen. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te overleggen, en bevestigt daarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank.
De Raad benadrukt dat bijstandsverlenende organen zich mogen baseren op adviezen van deskundige instanties, zoals het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), en dat de adviezen in deze zaak zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De beroepsgronden van appellant worden verworpen, en de Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.