ECLI:NL:CRVB:2013:1949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag op basis van onderhoudseisen en ingezetenschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan appellant, die kinderbijslag had aangevraagd voor zijn twee kinderen die bij zijn echtgenote in Polen wonen. De aanvraag was eerder afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat appellant niet op een eenvoudige controleerbare wijze had aangetoond in voldoende mate bij te dragen aan het onderhoud van zijn kinderen. De rechtbank had het bestreden besluit van de Svb vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat betekent dat de Svb de afwijzing van de kinderbijslag handhaafde.
De Raad heeft in hoger beroep beoordeeld of de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. De Svb had gesteld dat appellant feitelijk in Polen woonde en daarom geen ingezetene van Nederland was, en dat hij niet voldeed aan de onderhoudseis. De Raad oordeelde dat er onvoldoende gegevens waren om vast te stellen dat appellant geen ingezetene was, maar dat hij niet had aangetoond dat hij in belangrijke mate had bijgedragen aan het onderhoud van zijn kinderen. De Raad benadrukte dat appellant op een voor de Svb eenvoudig te controleren wijze had moeten aantonen dat hij aan de onderhoudsbijdrage voldeed, bijvoorbeeld door middel van bankoverschrijvingen.
De Raad concludeerde dat de ingediende bewijsstukken, zoals pinopnames en bonnen van goederen, niet voldeden aan de vereisten. Appellant had niet aangetoond dat hij de onderhoudsbijdrage had geleverd, en de Raad kon hem niet volgen in zijn stelling dat de Svb onduidelijke informatie had verstrekt over zijn verplichtingen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze was aangevochten, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.