ECLI:NL:CRVB:2013:1941
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Inburgeringsplicht en bevoegdheid van het bestuursorgaan in het kader van Richtlijn 2004/38
In deze zaak gaat het om de inburgeringsplicht van een betrokkene die een familielid is van een EU-burger. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De betrokkene, geboren in 1968 en afkomstig uit India, heeft sinds 2000 een verblijfsvergunning in Nederland en woont samen met een Poolse burger. Appellant, het college van burgemeester en wethouders van Lelystad, had de betrokkene in 2009 medegedeeld dat zij inburgeringsplichtig was, wat zij betwistte op basis van haar relatie met de EU-burger. De rechtbank oordeelde dat het besluit van appellant niet bevoegd was genomen, omdat niet was aangetoond dat de teamleider van de afdeling Werk en Inkomen bevoegd was om besluiten op bezwaar te nemen. Appellant ging in hoger beroep, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de betrokkene inderdaad geen inburgeringsplicht heeft, omdat zij als familielid van een EU-burger onder de bescherming van Richtlijn 2004/38 valt. De Raad herroept het eerdere besluit van 29 januari 2009 en veroordeelt appellant in de proceskosten van de betrokkene.