In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant, die niet aanwezig was, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 23 mei 2011. De Raad had eerder een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat CIZ niet had voldaan aan de onderzoeksplicht zoals neergelegd in artikel 6 van het Zorgindicatiebesluit (Zib). CIZ heeft vervolgens aanvullende onderzoeksactiviteiten verricht, waaronder het opvragen van medische informatie en het inschakelen van een psychiater. Echter, de appellant weigerde medewerking te verlenen aan deze onderzoeken.
De Raad oordeelde dat CIZ voldoende inspanningen had verricht om het eerder geconstateerde gebrek te herstellen, maar dat de onduidelijkheid over de gezondheidstoestand van de appellant en de geboden zorg volledig te wijten was aan de opstelling van de appellant zelf. De Raad verklaarde het hoger beroep met nummer 11/123 niet-ontvankelijk en bevestigde de aangevallen uitspraak. Het beroep met nummer 11/6178 werd gegrond verklaard, en het besluit van 23 mei 2011 werd vernietigd wegens strijd met artikel 6 van het Zib. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten, en er werd geen schadevergoeding toegekend.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.M.T. Berkel-Kikkert als voorzitter en J. Brand en A.J. Schaap als leden, in aanwezigheid van griffier M.D.F. de Moor. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.