ECLI:NL:CRVB:2013:1938

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
4 oktober 2013
Zaaknummer
10-3981 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgindicatie en onderzoeksplicht CIZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant, die niet aanwezig was, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 23 mei 2011. De Raad had eerder een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat CIZ niet had voldaan aan de onderzoeksplicht zoals neergelegd in artikel 6 van het Zorgindicatiebesluit (Zib). CIZ heeft vervolgens aanvullende onderzoeksactiviteiten verricht, waaronder het opvragen van medische informatie en het inschakelen van een psychiater. Echter, de appellant weigerde medewerking te verlenen aan deze onderzoeken.

De Raad oordeelde dat CIZ voldoende inspanningen had verricht om het eerder geconstateerde gebrek te herstellen, maar dat de onduidelijkheid over de gezondheidstoestand van de appellant en de geboden zorg volledig te wijten was aan de opstelling van de appellant zelf. De Raad verklaarde het hoger beroep met nummer 11/123 niet-ontvankelijk en bevestigde de aangevallen uitspraak. Het beroep met nummer 11/6178 werd gegrond verklaard, en het besluit van 23 mei 2011 werd vernietigd wegens strijd met artikel 6 van het Zib. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten, en er werd geen schadevergoeding toegekend.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.M.T. Berkel-Kikkert als voorzitter en J. Brand en A.J. Schaap als leden, in aanwezigheid van griffier M.D.F. de Moor. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

10/3981 AWBZ, 11/123 AWBZ, 11/6178 AWBZ
Datum uitspraak: 4 oktober 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 juni 2010, 09/2369 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2012. Appellant is niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater.
Na een tussenuitspraak van de Raad van 9 januari 2013, LJN BY8339, heeft CIZ de Raad op 24 april 2013 bericht over het nader verrichte onderzoek.
Bij brief van 23 mei 2013 heeft appellant zijn zienswijze daarover naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 21, eerste en zesde lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1. De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak voor de feiten waarvan hij uitgaat bij zijn oordeelsvorming. Hieraan voegt de Raad het volgende toe.
1.2. In de tussenuitspraak heeft de Raad ten aanzien van het beroep van appellant tegen het besluit van 23 mei 2011 geoordeeld dat CIZ met het onderzoek dat zij heeft verricht, niet heeft voldaan aan de onderzoeksplicht zoals neergelegd in artikel 6 van het Zorgindicatiebesluit (Zib).
1.3. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft CIZ appellant verzocht om toestemming te geven voor het opvragen van medische informatie bij behandelaars. Verder heeft CIZ de psychiater Krol, werkzaam bij GGz Breburg, verzocht een onderzoek te verrichten. Voorts heeft de medisch adviseur van CIZ, dr. H.M. Laane, gepoogd telefonisch contact op te nemen met appellant. Appellant heeft echter alle medewerking geweigerd.
2.1. De Raad is van oordeel dat CIZ door middel van bovengenoemde onderzoeksactiviteiten het door de Raad geconstateerde gebrek dat aan het besluit van 23 mei 2011 kleefde, heeft hersteld. CIZ heeft thans voldoende inspanningen verricht in het kader van de in artikel 6 van het Zib opgenomen onderzoeksplicht. Dat dit niet heeft kunnen leiden tot duidelijkheid over de gezondheidstoestand van appellant en de aard en de omvang van de aan appellant geboden professionele en niet-professionele hulp en zorg en de mogelijkheden tot continuering en uitbreiding daarvan, is geheel te wijten aan de opstelling van appellant.
2.2. De Raad komt op grond van hetgeen in de tussenuitspraak en in deze uitspraak is overwogen tot het oordeel dat het beroep met nummer 11/123 voor
niet-ontvankelijkverklaring in aanmerking komt, dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, en dat het beroep tegen het besluit van 23 mei 2011 gegrond is. Het besluit van
23 mei 2011 wordt vernietigd wegens strijd met artikel 6 van het Zib. De Raad ziet op grond van hetgeen is overwogen onder 2.1 aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
3.
Voor het toekennen van schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ziet de Raad geen aanleiding. De Raad ziet voorts geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten nu niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep met nummer 11/123 niet-ontvankelijk;
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep met nummer 11/6178 gegrond en vernietigt het besluit van 23 mei 2011;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert als voorzitter en J. Brand en
A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2013.
(getekend) G.M.T. Berkel-Kikkert
(getekend) M.D.F. de Moor
IvR