ECLI:NL:CRVB:2013:1927
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WW-uitkering op basis van extra gewerkte uren en arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WW-uitkering aan appellante door het Uwv. Appellante, werkzaam als docent/inburgeringscoach, had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een arbeidsduur van zes uren per week. Na het verlies van extra gewerkte uren door het terugtrekken van een opdrachtgever, vroeg zij een WW-uitkering aan. Het Uwv wees deze aanvraag af, omdat de extra uren als overuren werden aangemerkt en niet konden worden meegenomen bij de berekening van het gemiddeld aantal arbeidsuren per week volgens de Werkloosheidswet (WW). De rechtbank Rotterdam bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak van 8 maart 2012.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat appellante niet verplicht was om overwerk te verrichten op basis van haar arbeidsovereenkomst of een CAO, en dat de extra gewerkte uren geen onderdeel uitmaakten van de arbeidsovereenkomst. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een bestendige praktijk die de arbeidsovereenkomst in omvang had veranderd. Appellante had niet aangetoond dat de extra uren inherent waren aan haar functie, en de extra gewerkte uren werden door de werkgever als 'meeruren' vergoed. Hierdoor was de afwijzing van de WW-uitkering terecht, omdat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 16 van de WW.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013.