In deze zaak heeft appellante een WW-uitkering aangevraagd, maar het Uwv heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat niet kon worden vastgesteld of appellante recht had op een uitkering. Dit was het gevolg van het feit dat appellante verzuimd had om de gevraagde informatie te verstrekken. Na bezwaar heeft het Uwv zijn besluit herroepen, maar heeft alsnog bepaald dat de uitkering blijvend geheel wordt geweigerd omdat appellante verwijtbaar werkloos is geworden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat appellante op 1 februari 2011 verwijtbaar werkloos is geworden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de werkweigering van appellante een dringende reden vormde voor het ontslag. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat er ook subjectief een dringende reden was voor haar ontslag. De Raad heeft echter vastgesteld dat de herhaalde weigering van appellante om op het werk te verschijnen een objectieve dringende reden was en dat de werkgever ook subjectief een dringende reden had om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die zouden kunnen leiden tot verminderde verwijtbaarheid. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.