ECLI:NL:CRVB:2013:1920
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WW-uitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De appellant, die een WW-uitkering ontving, had werkzaamheden verricht zonder dit correct te melden aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had de WW-uitkering van de appellant ingetrokken en een bedrag van € 163.284,91 teruggevorderd, omdat zij van mening was dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De appellant stelde dat hij fulltime had gewerkt en dat het Uwv onjuiste aannames had gedaan over zijn werkzaamheden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de WW-uitkering niet had kunnen intrekken op basis van artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW, omdat niet vaststond dat de appellant doorlopende werkzaamheden had verricht die zijn recht op uitkering uitsloten. De Raad erkende echter dat het Uwv wel bevoegd was om de uitkering in te trekken op basis van artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder c, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen. Dit leidde tot de conclusie dat het Uwv de onverschuldigd betaalde uitkering moest terugvorderen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak benadrukt het belang van het correct nakomen van de inlichtingenverplichting door uitkeringsgerechtigden en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen.