ECLI:NL:CRVB:2013:1914
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- R.H.M. Roelofs
- Y.J. Klik
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en terugvordering van kosten op basis van niet-gemelde inkomsten uit handelsactiviteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de intrekking van bijstand en de terugvordering van kosten van bijstand van betrokkenen, die sinds 16 oktober 1985 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer had bij besluit van 28 oktober 2009 de bijstand van betrokkenen ingetrokken, omdat betrokkene 1 op geld waardeerbare werkzaamheden had verricht die niet waren gemeld. De rechtbank Groningen had het beroep van betrokkenen gegrond verklaard, maar het college ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de onderzoeksresultaten van de sociale recherche voldoende grondslag boden voor de intrekking van de bijstand. Betrokkene 1 had zich schuldig gemaakt aan het niet melden van inkomsten uit handelsactiviteiten, waaronder de verkoop van auto’s en andere goederen. De Raad stelde vast dat de activiteiten van betrokkenen niet hobbymatig waren, maar een structureel karakter hadden en dat zij de op hen rustende inlichtingenverplichting hadden geschonden. De Raad verwierp het standpunt van de rechtbank dat een praktische oplossing mogelijk was, waarbij de bijstand over bepaalde maanden werd herzien. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van 30 juni 2010 werd ongegrond verklaard. Het nadere besluit van 4 december 2012 werd eveneens vernietigd, omdat de grondslag aan dit besluit was komen te ontvallen. De Raad oordeelde dat betrokkenen niet in hun bewijslast waren geslaagd en dat de gevolgen van de schending van de inlichtingenverplichting voor hun rekening kwamen.