Uitspraak
OVERWEGINGEN
15 november 2010 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), aangezien hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv, waarin werd vastgesteld dat appellant geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA. Appellant, die als administrateur/boekhouder werkte, was op 17 november 2008 uitgevallen vanwege psychische klachten. Het Uwv had in een eerder besluit vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct was vastgesteld. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn stelling dat hij meer beperkingen had dan in de FML was opgenomen, konden onderbouwen.
De rechtbank had geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de FML en oordeelde dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van appellant niet overschreed. Appellant voerde aan dat er sprake was van onzorgvuldig medisch onderzoek en dat zijn klachten onvoldoende waren meegewogen. De Raad bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze had plaatsgevonden. De Raad concludeerde dat er geen reden was om een onafhankelijke deskundige in te schakelen en dat de functies die aan appellant waren voorgehouden medisch geschikt waren.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.