ECLI:NL:CRVB:2013:1840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- M.A. Hoogeveen
- Rechtspraak.nl
Toestemming voor werkzaamheden met behoud van WW-uitkering en terugvordering van te hoog voorschot
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. Appellant ontving sinds 3 april 2006 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en kreeg op 11 december 2006 toestemming om met behoud van zijn WW-uitkering werkzaamheden te verrichten in zijn eigen bedrijf. Hierbij werd bepaald dat 70% van zijn inkomsten als zelfstandige in mindering zou worden gebracht op de WW-uitkering. De startperiode voor deze werkzaamheden liep van 18 december 2006 tot en met 17 juni 2007.
Na afloop van de startperiode heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat appellant een te hoog voorschot had ontvangen, en heeft het Uwv een bedrag van € 6.283,50 teruggevorderd. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat de berekeningswijze van het Uwv onjuist was en dat hij verkeerd was voorgelicht over de verrekening van zijn inkomsten. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het Uwv de inkomsten correct heeft berekend en dat er geen bewijs was dat appellant onjuist was voorgelicht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.