Uitspraak
mr. Ravenhorst verschenen. Het Uwv is, met bericht, niet verschenen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Het geschil betreft de intrekking van een WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, die een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, betwistte de intrekking van zijn uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat de appellant, rekening houdend met zijn medische beperkingen, in staat was om 99% van zijn verdienvermogen te realiseren met gangbare arbeid. De rechtbank had geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), terecht waren vastgesteld.
De Raad heeft de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld overgenomen en heeft de argumenten van de appellant, waaronder de stelling dat er geen relevante wijzigingen waren sinds de eerdere vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid, verworpen. De Raad oordeelde dat het Uwv bevoegd was om een nieuwe beoordeling te maken op basis van nieuwe feiten en dat de intrekking van de uitkering niet in strijd was met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Raad heeft ook het ingediende medisch rapport van drs. R.I. Teulings beoordeeld, maar concludeerde dat dit geen aanleiding gaf om het bestreden besluit te herzien.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van de appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de bevoegdheid van het Uwv om besluiten te herzien op basis van nieuwe informatie.