ECLI:NL:CRVB:2013:1833
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- W.F. Claessens
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 24 augustus 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 19 mei 2011 een eerdere beslissing had genomen. De rechtbank had het beroep van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van appellant ingetrokken en de kosten van bijstand teruggevorderd, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. Dit was gebaseerd op een onderzoek door de sociale recherche, dat had vastgesteld dat appellant niet op het opgegeven uitkeringsadres woonde en dat er onverklaarbare kasstortingen op zijn bankrekeningen waren gedaan.
Tijdens de zitting op 13 augustus 2013 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij betwistte de bevindingen van de sociale recherche en voerde aan dat de kasstortingen voortkwamen uit het schuiven van geld tussen zijn rekeningen en leningen van vrienden. De Raad oordeelt dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen en dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten terecht zijn. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de intrekking en terugvordering over de maanden september 2007 en juli 2008, die niet worden gehandhaafd. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De uitspraak wordt openbaar gedaan op 24 september 2013.