ECLI:NL:CRVB:2013:1827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO-uitkering en terugvordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 15 februari 2013. Verzoeker, die een WAO-uitkering ontving, verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten en omstandigheden. Hij stelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bij de herziening van zijn uitkering was uitgegaan van onjuiste gegevens over het aantal dagen dat hij had gewerkt. Verzoeker beweerde dat hij slechts 550 dagen had gewerkt, terwijl het Uwv uitging van 1090 dagen. Daarnaast voerde hij aan dat zijn aflossingscapaciteit beperkt was door buitengewone ziektekosten en vroeg hij om schadevergoeding voor gemaakte kosten en leed, ter hoogte van € 1.600.000.
De Raad overwoog dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldeden aan de criteria van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten die vóór de uitspraak plaatsvonden, niet bekend waren en tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. De Raad concludeerde dat de aangevoerde omstandigheden eerder aan de orde hadden moeten komen in de procedure die leidde tot de eerdere uitspraak. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen.
De Raad oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten of tot vergoeding van schade. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, met D.E.P.M. Bary als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 20 september 2013.