ECLI:NL:CRVB:2013:1734
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.S. van der Kolk
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de maatstaf arbeid bij arbeidsongeschiktheid en Ziektewet-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de rechtbank oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ten onrechte niet is uitgegaan van het laatstelijk verrichte administratieve werk van appellant als maatstaf arbeid. Appellant, die lange tijd als monteur luchtkanalen heeft gewerkt, heeft zich ziek gemeld en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet (ZW). Het Uwv beëindigde deze uitkering, omdat het van mening was dat appellant weer geschikt was voor zijn administratieve werk. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de bij een eerdere herbeoordeling in 2005 geduide functies als maatstaf arbeid moesten worden aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht is uitgegaan van de laatstelijk verrichte arbeid. De Raad stelt dat, volgens vaste rechtspraak, bij de vaststelling van ongeschiktheid tot werken moet worden uitgegaan van de feitelijk laatstelijk verrichte arbeid. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep tegen het besluit van 16 november 2012 ongegrond wordt verklaard. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.