ECLI:NL:CRVB:2013:1728
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.S. van der Kolk
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens geschiktheid tot arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die eerder als projectleider werkzaam was bij BAM Civiel B.V. Appellant had zich op 14 maart 2011 ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 7 september 2011, omdat appellant niet meer ongeschikt werd geacht voor zijn arbeid. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Appellant stelde dat er sprake was van objectiveerbare klachten die hem belemmerden in zijn werk, maar de rechtbank oordeelde dat de medische gegevens en rapporten van de bezwaarverzekeringsarts voldoende onderbouwden dat appellant per 7 september 2011 weer geschikt was voor werk.
In hoger beroep heeft appellant aanvullende rapporten ingediend, waaronder een rapport van Altrecht en een rapport van psychiater dr. G.J. Hendriks. Deze rapporten stelden dat appellant leed aan een ongedifferentieerde somatoforme stoornis, die voortkwam uit een burn-out. De bezwaarverzekeringsarts J.L.E. Tjon-A-Sam concludeerde echter dat er geen ernstige psychische stoornis was en dat de klachten van appellant niet voldoende onderbouwd waren om zijn ongeschiktheid voor arbeid te rechtvaardigen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad oordeelde dat de ingebrachte rapporten onvoldoende reden gaven om de eerdere conclusies van de bezwaarverzekeringsarts te weerleggen. De uitspraak werd gedaan op 11 september 2013.