ECLI:NL:CRVB:2013:1727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.S. van der Kolk
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens geschiktheid voor WIA-functies
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Het Uwv had op 6 september 2011 besloten om de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante per 12 september 2011 te beëindigen, omdat zij weer geschikt werd geacht voor één of meer functies die onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vallen. Appellante, die eerder als administratief medewerkster had gewerkt, was sinds 1 oktober 2007 uitgevallen met klachten aan nek, schouders, armen en polsen. Na een periode van ziekte had zij zich op 28 februari 2011 opnieuw ziek gemeld na een breuk van de linker pols, waarna zij een ZW-uitkering ontving.
De rechtbank Rotterdam had in haar uitspraak van 21 juni 2012 geoordeeld dat het Uwv terecht had besloten dat appellante niet meer arbeidsongeschikt was. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar belastbaarheid was overschat en dat zij opnieuw in een slechte gezondheid verkeerde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het Uwv de juiste maatstaf had gehanteerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de door appellante ingebrachte medische informatie geen nieuw licht wierp op haar situatie op de datum in geding. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.