Uitspraak
24 oktober 2011, 10/1081, 10/1084 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
7 juni 2010 herroepen voor zover het de intrekking van de bijstand van appellante over de periode van 7 oktober 2008 tot 5 juni 2009 betreft en bepaald dat het college opnieuw beslist op de bezwaren van appellanten tegen de (mede) terugvordering. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de bevindingen van het onderzoek voldoende grondslag voor het standpunt dat appellanten vanaf 5 juni 2009 tot en met 30 april 2010 beiden hun hoofdverblijf op het adres van appellante hadden en dat er voorts sprake is van wederzijdse zorg als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de WWB. Voor de periode van 7 oktober 2008 tot 5 juni 2009 komt de rechtbank tot het oordeel dat een toereikende grondslag voor dat standpunt ontbreekt. Voor een intrekking wegens schending van de inlichtingenverplichting is slechts over de periode van 5 juni 2009 tot en met 30 april 2010 plaats. Dit brengt tevens mee dat de besluiten tot (mede)terugvordering geen stand kunnen houden.