ECLI:NL:CRVB:2013:1572

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
13-1218 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak heeft appellante, een individu, in november 2009 een bedrag van € 3.434,69 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betaald, terwijl dit niet haar bedoeling was. Appellante verzocht de Minister om dit bedrag terug te storten, maar dit verzoek werd op 14 oktober 2011 afgewezen. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de weigering om het bedrag terug te storten geen besluit was, omdat het niet kon worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak behandeld. De Raad constateerde dat de rechtbank in strijd met de regels van behoorlijke procesorde had gehandeld door rauwelijks over te gaan tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om terugstorting geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht was, omdat het geen publiekrechtelijke rechtshandeling betrof. De Raad concludeerde dat de betaling door appellante onverschuldigd was en dat zij haar vordering uitsluitend bij de burgerlijke rechter kon instellen.

De Centrale Raad van Beroep vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en het bezwaar tegen de afwijzing van 14 oktober 2011 niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat de Minister aan appellante het griffierecht van € 159,- moest vergoeden. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en H.A.A.G. Vermeulen als leden, in aanwezigheid van griffier S. Aaliouli, en werd openbaar uitgesproken op 28 augustus 2013.

Uitspraak

13/1218 WSF
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
21 februari 2013, 12/491 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Minister)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld en de Minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2013. Appellante is verschenen. De Minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr.drs. E.H.A. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.1 Appellante heeft in november 2009 een bedrag van € 3.434,69 aan de Minister betaald.
1.2. Appellante heeft verzocht dit bedrag terug te storten. Het was niet haar bedoeling dit bedrag aan de Minister te betalen.
1.3. De Minister heeft dit verzoek op 14 oktober 2011 afgewezen.
1.4. Bij besluit van 10 januari 2012 (bestreden besluit) heeft de Minister het door appellante tegen die afwijzing gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de weigering om het bedrag terug te storten geen besluit is omdat die weigering niet kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling.
3.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat zij niet goed had gekeken toen zij het bedrag overmaakte. Het was niet haar bedoeling deze schuld van haar dochter te betalen. Anders zou zij het ook niet terugvragen.
4.1.
De Raad stelt allereerst vast dat blijkens de gedingstukken ter zitting bij de rechtbank of anderszins niet aan de orde is gesteld de vraag of appellante kan worden ontvangen in haar bezwaar tegen de afwijzing van haar verzoek. De rechtbank is rauwelijks overgegaan tot een vernietiging van het bestreden besluit op grond van de hiervoor aangehaalde overwegingen. Zoals de Raad vaker heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 2 oktober 2007,
LJN BB4796) is deze gang van zaken uit een oogpunt van een zorgvuldige procesvoering dermate in strijd met de regels van behoorlijke procesorde dat daarin reden is gelegen om de aangevallen uitspraak te vernietigen.
4.2.
De Raad is voorts van oordeel dat de rechtbank het bezwaar tegen de afwijzing van het verzoek om terugstorting terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De afwijzing van
14 oktober 2011 is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat die geen beslissing inhoudt die kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke rechtshandeling. Gelet op het standpunt van appellante moet worden geoordeeld dat de door haar gedane betaling geen verband hield met een publiekrechtelijke rechtsbetrekking van appellante en dat sprake is van een door haar onverschuldigd gedane betaling ter zake waarvan uitsluitend bij de burgerlijke rechter een vordering kan worden ingesteld. In dit verband wordt verwezen naar artikel 8:71 van de Awb.
4.3.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak wordt vernietigd, het beroep gegrond wordt verklaard en het bezwaar tegen de afwijzing van 14 oktober 2011
niet-ontvankelijk wordt verklaard.
5.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de Raad niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar tegen de afwijzing van 14 oktober 2011 niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de Minister aan appellante het griffierecht van in totaal € 159,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en
H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) S. Aaliouli

HD