In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Utrecht met betrekking tot zijn aanspraken op een WIA-uitkering en een ZW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) inzichtelijk en overtuigend is gemotiveerd. De beperkingen van de belastbaarheid zijn correct weergegeven en er is geen aanleiding om een urenbeperking op te nemen. De Raad concludeert dat de mogelijke overschrijdingen van appellants belastbaarheid inzichtelijk zijn weergegeven en dat het maatmanloon terecht is verhoogd op basis van nieuwe informatie van appellant over nabetalingen.
Daarnaast heeft de Raad vastgesteld dat appellant ook geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat hij niet heeft meegewerkt aan de arbeidskundige beoordeling van zijn eigen werk in het kader van de WIA. De Raad oordeelt dat de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts terecht zijn en dat er geen grond is om aan de beoordeling van de ZW te twijfelen. Het verzoek van appellant om schadevergoeding wegens misgelopen fiscale aftrekposten is afgewezen, omdat dit niet nader is onderbouwd. Ook het ondervonden geestelijk leed is niet aannemelijk gemaakt. De Raad concludeert dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in deze procedure.
De Centrale Raad van Beroep vernietigt de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen het besluit van 29 april 2011, verklaart het beroep in zoverre gegrond, bevestigt de overige delen van de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden in het openbaar uitspraak hebben gedaan.