ECLI:NL:CRVB:2013:1509
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase met schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 augustus 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase. De zaak betreft een beroep dat oorspronkelijk is ingesteld door [Betrokkene] tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 22 april 2010. Na het overlijden van [Betrokkene] hebben de erven het beroep voortgezet. De Raad had eerder op 20 december 2012 al geoordeeld dat het beroep niet binnen de gestelde termijn van twee jaar was afgerond en dat er vermoedens waren van overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door drs. B.E.J. Klein Schiphorst, erkende dat de redelijke termijn met vijf maanden was overschreden en stelde voor om een schadevergoeding van € 500,- toe te kennen aan de verzoekers. Verzoekers voerden echter aan dat de procedure al in 2002 was gestart en dat de lange duur van de procedure te wijten was aan de Pensioen- en Uitkeringsraad, en vroegen om een compensatie vanaf die datum.
De Raad oordeelde dat de overschrijding van de termijn in de rechterlijke fase inderdaad vijf maanden bedroeg. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de redelijke termijn afhankelijk is van de specifieke omstandigheden van de zaak, waaronder de complexiteit en de behandeling door de betrokken instanties. Uiteindelijk werd de Staat veroordeeld tot het betalen van € 500,- aan de verzoekers als compensatie voor de overschrijding van de redelijke termijn. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten waren aangetoond.