ECLI:NL:CRVB:2013:1502

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 augustus 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
12-6055 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van vergoeding voor niet opgenomen verlof en compensatieverlof door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding van niet opgenomen verlof en compensatieverlof van een ambtenaar. De appellant, het college van bestuur van de politieacademie, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had geoordeeld dat de aanspraak van de betrokkene, die zijn verlof- en compensatieuren niet correct had geregistreerd, op 700 uur moest worden vastgesteld. De Raad bevestigde deze uitspraak en benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor de registratie van verlofuren primair bij de appellant ligt. De Raad oordeelde dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat de betrokkene geen aanspraak had op de gevraagde uren. De Raad stelde vast dat de registratie van de betrokkene, ondanks enkele onvolkomenheden, als uitgangspunt kon dienen voor de vaststelling van de aanspraak. De Raad oordeelde verder dat de korpschef van politie verantwoordelijk is voor de uitbetaling van de aanspraak aan de betrokkene. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de proceskosten van de betrokkene in hoger beroep.

Uitspraak

12/6055 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van
10 oktober 2012, 08/3733 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van bestuur van de politieacademie (appellant)
[Betrokkene] te[woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 22 augustus 2013

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2013. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. van den Bergh. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door
mr. Dijkgraaf.

OVERWEGINGEN

1.
Voor een weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt allereerst verwezen naar de uitspraak van de Raad van 1 juli 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004: AP8243).
1.1.
Ter uitvoering van deze uitspraak heeft appellant bij besluit van 4 augustus 2004 de aanspraak van betrokkene op vergoeding van niet opgenomen verlof bepaald op 60 uur en de aanspraak op vergoeding van compensatieverlof op 200 uur. Appellant heeft daarbij vermeld dat betrokkene in de zomer steeds vier weken verlof heeft opgenomen en dat in de registratie van betrokkene van de compensatieuren veel onjuistheden voorkomen.
1.2.
Bij besluit van 18 november 2008 heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van
4 augustus 2004 ongegrond verklaard.
1.3.
Betrokkene heeft zijn vordering in beroep verlaagd van 264,75 dagen aan compensatieuren en 110 dagen verlof over de jaren 1993 tot 2000 naar 240 verlofuren en 1733 compensatieuren over de periode van juni 1995 tot en met mei 1998.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door het aantal verlof- en compensatieuren dat appellant aan betrokkene dient te betalen vast te stellen op 700. Gelet op de verklaring van de voormalige directeur van het Politie Studie Centrum was de wijze waarop betrokkene zijn verlof- en compensatieuren registreerde destijds gebruikelijk. De fomulieren werden niet gefiatteerd en golden behoudens tegenbericht als juist. Betrokkene werkte in de betrokken periode meer dan de feitelijke werkweek en opbrengsten en tijdverantwoording stonden in verhouding. De registratie van betrokkene kan daarom in beginsel als uitgangspunt dienen voor de ingestelde vordering. Weliswaar bevat de registratie fouten en heeft betrokkene zijn aanspraken herzien, maar dat betekent niet dat de gehele registratie onbetrouwbaar is. Het is aannemelijk dat betrokkene nog niet alle verlof- en compensatieuren uitbetaald heeft gekregen. Dat het aantal uren niet meer exact is vast te stellen, komt in zekere mate voor rekening van beide partijen, maar het is primair de taak van een werkgever zorg te dragen voor het regelmatig opnemen van verlof en voor een goede verlofregistratie.
3.
Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de verantwoordelijkheid voor de registratie van de compensatieuren, en daarmee ook de bewijslast en het bewijsrisico, bij betrokkene ligt. Betrokkene heeft onvoldoende aangetoond dat hij een flink aantal verlof- en compensatieuren heeft opgebouwd. De rechtbank heeft de aanspraak ongemotiveerd en arbitrair vastgesteld op 700 uur. Ten slotte is niet appellant maar de politieregio Amsterdam-Amstelland als detacherende organisatie verantwoordelijk voor de uitbetaling.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De Raad heeft in de uitspraak van 1 juli 2004 overwogen dat de registratie van verlofuren primair de taak van appellant is. Dat is voor de registratie van compensatieuren - in beginsel - niet anders en geldt te meer nu appellant bekend was met het feit dat veelvuldig werd overgewerkt. Het had dan ook op de weg van appellant gelegen om van die uren een deugdelijke registratie bij te houden. Dat was ook mogelijk; appellant beschikte immers over de door betrokkene ingevulde registratieformulieren en bepaalde aan de hand daarvan de declarabele uren en stelde de facturen voor klanten op. Nu registratie van appellant ontbrak en de eigen registratie van betrokkene op de destijds gebruikelijke wijze is vormgegeven, mag die registratie als uitgangspunt voor de vast te stellen aanspraak op compensatieuren worden genomen. Dat de door betrokkene ingevulde registratieformulieren niet zijn gefiatteerd komt, gelet op de niet weerlegde verklaring van de voormalige directeur van het Politie Studie Centrum dat fiattering niet plaatsvond, voor rekening en risico van appellant.
5.2.
Het is gelet op het tijdsverloop in deze zaak niet meer mogelijk om de omvang van de aanspraken van betrokkene exact vast te stellen. De vaststelling zal daarom altijd arbitrair zijn. Gelet op de verantwoordelijkheid van appellant voor een goede registratie komt ook dat voor zijn rekening en risico. De rechtbank heeft met inachtneming van een aantal gebleken onvolkomenheden in de registratie van betrokkene de aanspraak zo veel als mogelijk op beredeneerde wijze vastgesteld.
5.3.
De rechtbank is er in de aangevallen uitspraak aan voorbij gegaan dat de verantwoordelijkheid van appellant zich beperkt tot de vaststelling van de aanspraak en dat de korpsbeheerder van de politieregio Amsterdam-Amstelland, thans de korpschef van politie, als detacheerder voor de uitbetaling verantwoordelijk is. De Raad herstelt dat gebrek. De korpschef van politie zal tot uitbetaling van de aanspraak van betrokkene moeten overgaan.
6.
Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.
Er is aanleiding om appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 944,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 466,- wordt geheven;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van
€ 944,-.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en J.N.A. Bootsma en
C.G. Kasdorp als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2013.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J.T.P. Pot

HD