ECLI:NL:CRVB:2013:1486
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- Rechtspraak.nl
Weigering van verdere Ziektewet-uitkering op basis van geschiktheid voor arbeid als baliemedewerkster
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die van 21 december 2006 tot en met 20 december 2007 als baliemedewerkster heeft gewerkt, meldde zich op 11 juni 2008 ziek bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vanwege klachten van hoofdpijn en concentratieverlies. Na een periode van ziekte en uitkeringen op basis van de Ziektewet, werd appellante op 4 mei 2010 verdere ZW-uitkering geweigerd. Dit besluit werd door het Uwv onderbouwd met een rapport van de bezwaarverzekeringsarts, die oordeelde dat appellante geschikt was voor haar werk als baliemedewerkster.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het Uwv, omdat zij oordeelde dat het werk als parkeerbeheerder niet als maatstaf voor de arbeid kon worden aangemerkt, gezien de korte periode waarin appellante deze functie had vervuld. De rechtbank stelde dat het werk als baliemedewerkster als maatstaf moest gelden, maar het Uwv slaagde er later in om aan te tonen dat appellante op de datum in geding geschikt was voor deze functie.
In hoger beroep heeft de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat de medische bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts voldoende overtuigend waren en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend door appellante die aanleiding gaven tot twijfel aan de geschiktheid voor het werk als baliemedewerkster. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd, zonder dat er grond was voor een proceskostenveroordeling.