ECLI:NL:CRVB:2013:1482

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
12-56 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de WAJONG-uitkering en de normale werkweek voor jonggehandicapten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De zaak betreft de herziening van de WAJONG-uitkering van appellante, die in 2010 was verlaagd naar een percentage van 35 tot 45% vanwege inkomsten uit arbeid. Het Uwv had bij deze beslissing de normale werkweek voor de maatman vastgesteld op 36 uur, in plaats van de door appellante gestelde 40 uur. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht deze maatman had gekozen en dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd om haar standpunt te onderbouwen. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om aan te tonen dat een 40-urige werkweek gebruikelijk was voor haar functie, maar dat zij hierin niet was geslaagd. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Tevens werd het beroep op het vertrouwensbeginsel van appellante afgewezen, omdat zij niet kon aantonen dat het Uwv haar een ondubbelzinnige toezegging had gedaan over haar uitkering. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak, waarbij ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

12/56 WAJONG
Datum uitspraak: 21 augustus 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van
23 november 2011, 11/1027 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te[woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 10 juli 2013. Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door T. van der Weert.

OVERWEGINGEN

1.
Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals die luidden tot 1 januari 2010.
1.1.
Voor een meer uitgebreide weergave van de feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Volstaan wordt met het volgende.
1.2.
Bij besluit van 24 mei 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv na bezwaar en voor zover hier van belang het besluit van 10 december 2010 gehandhaafd, waarbij de uitkering van appellante ingevolge de Wajong met ingang van 1 juli 2010 in verband met inkomsten uit arbeid wordt verlaagd en uitbetaald naar een uitkeringspercentage van 35 tot 45.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv op grond van artikel 6, derde lid, aanhef en onder b, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Sb), op goede gronden de valide [naam functie] [onderdeel] als maatman heeft genomen, aangezien dat de arbeid is die appellante per 1 juli 2010 is gaan verrichten. Volgens de rechtbank is het Uwv er terecht vanuit gegaan dat een volledige werkweek voor deze maatman 36 uur bedraagt en geen 40 uur. De rechtbank was van oordeel dat het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel niet kan slagen nu er geen sprake van is dat het Uwv jegens haar een rechtens te honoreren verwachting heeft gewekt.
3.
In hoger beroep heeft appellante - samengevat - haar standpunt herhaald dat een volledige werkweek van een [naam functie] [onderdeel] bij de provincie Overijssel 40 uur per week bedraagt en dat zij - gelet op haar indiensttreding in 2009 bij de gemeente Leiden die geen consequenties had voor haar uitkering, voor eveneens 0,55 fte - erop mocht vertrouwen dat haar indiensttreding voor 0,55 fte bij de provincie Overijssel ook geen gevolgen zou hebben voor haar Wajong-uitkering.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht, onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Hij maakt deze tot de zijne. Hieraan wordt nog toegevoegd dat uit de door appellante ingebrachte advertentie van de vacature Jurist [onderdeel] bij de provincie Overijssel, waarop zij destijds heeft gesolliciteerd, blijkt dat twee juristen worden gezocht voor 18 uur per week en dat als maximum salaris schaal 12 geldt bij een 36-urige werkweek. Reeds daarom is het niet aannemelijk dat een normale werkweek voor een [naam functie] [onderdeel] 40 uur zou bedragen. De Raad merkt nog op dat artikel 6, derde lid, aanhef en onder b, van het Sb spreekt over “de normale volledige werkweek” en niet over de voor de betrokken jong-gehandicapten of voor de specifieke functie normale werkweek. Geoordeeld wordt dat het op de weg van appellante ligt om, bijvoorbeeld aan de hand van haar aanstellingsbrief, die 40-urige werkweek aannemelijk te maken.
4.2.
Inzake het beroep van appellante op het vertrouwensbeginsel wordt vastgesteld dat appellante desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat zij niet kan wijzen op een schriftelijke mededeling van het Uwv waarin haar een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging is gedaan. Bovendien heeft het Uwv er met recht op gewezen dat zij een in het verleden mogelijkerwijs gemaakte beoordelingsfout niet in de toekomst hoeft te herhalen. Dit beroep kan aldus geen doel treffen.
5.
Uit hetgeen in 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd en het verzoek om schadevergoeding worden afgewezen.
6.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en A.I. van der Kris en
J. Riphagen als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) D. Heeremans

EH