Uitspraak
21 maart 2011, 10/3904 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die zich volledig en duurzaam arbeidsongeschikt acht, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Het bestreden besluit was genomen naar aanleiding van een bezwaar van appellante tegen een eerdere beslissing van het Uwv, waarin haar een WGA-uitkering was toegekend met ingang van 22 februari 2010.
De Centrale Raad heeft vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden of medische gegevens heeft overgelegd die tot een ander oordeel kunnen leiden. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellante en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad verwijst naar de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en concludeert dat er geen nieuwe medische feiten zijn die een herziening van de arbeidsbeperkingen rechtvaardigen.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de belasting van de geduide functies, ondanks bepaalde signaleringen, de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt. De Raad ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen, aangezien de bestaande rapportages voldoende inzicht geven in de situatie van appellante. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.