In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die eerder een WAO-uitkering ontving. Appellant had zich opnieuw arbeidsongeschikt gemeld en het Uwv had geweigerd om hem een WAO-uitkering toe te kennen, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. De rechtbank Arnhem had het beroep van appellant gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. In hoger beroep heeft de Raad de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven, waarbij werd vastgesteld dat appellant in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming was met zijn belastbaarheid, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelde dat de arbeidskundige grondslag pas in hoger beroep voldoende gemotiveerd was. De Raad heeft vastgesteld dat de functie van arbeidsbemiddelaar, personeelsfunctionaris passend was voor appellant, ondanks zijn beperkingen tijdens het reizen met het openbaar vervoer. Het Uwv had voldoende gemotiveerd dat appellant gebruik kon maken van een auto voor deze functie, waardoor de functie als passend kon worden aangemerkt. De Raad heeft het besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.