In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Arnhem met betrekking tot de toekenning en intrekking van een WAO-uitkering aan appellant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan. De rechtbank had in een tussenuitspraak van 1 maart 2012 de opdracht van de Raad verkeerd begrepen, wat leidde tot een onjuiste beoordeling van de aanvraag van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 12 juli 2006 niet langer voldeed aan de voorwaarden voor een WAO-uitkering, omdat hij op dat moment was ingedeeld in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse. Hierdoor kon artikel 43a van de WAO niet worden toegepast en moest de aanvraag van 24 januari 2007 worden afgewezen. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en de eerdere uitspraken van de rechtbank vernietigd. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn vastgesteld op € 944,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.