In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor appellante, die een aanvraag had ingediend voor zorg op basis van de AWBZ. Appellante was van mening dat het aantal toegekende uren Begeleiding Individueel (BI) van 20 tot 24,9 uur per week onvoldoende was, gezien haar lichamelijke en geestelijke stoornissen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat CIZ op juiste wijze uitvoering had gegeven aan de relevante wet- en regelgeving en voldoende rekening had gehouden met de zorgbehoefte van appellante.
Tijdens de zitting op 22 mei 2013 heeft de vader van appellante het hoger beroep ingesteld. CIZ werd vertegenwoordigd door mr. J.E. Koedood. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de gronden van beroep van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet konden slagen. De Raad concludeert dat het aantal geïndiceerde uren BI, in combinatie met andere zorgfuncties, voldoende is om in de zorgbehoefte van appellante te voorzien. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat appellante geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die zouden leiden tot een ander oordeel. De uitspraak bevestigt dat de indicatie van CIZ adequaat was en dat de zorgbehoefte van appellante op een juiste manier is ingeschat. De beslissing van de Raad is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2013.