ECLI:NL:CRVB:2013:1414

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
13-2102 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van indicatiebesluit door CIZ met betrekking tot zorgbehoefte van appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor appellante, die een aanvraag had ingediend voor zorg op basis van de AWBZ. Appellante was van mening dat het aantal toegekende uren Begeleiding Individueel (BI) van 20 tot 24,9 uur per week onvoldoende was, gezien haar lichamelijke en geestelijke stoornissen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat CIZ op juiste wijze uitvoering had gegeven aan de relevante wet- en regelgeving en voldoende rekening had gehouden met de zorgbehoefte van appellante.

Tijdens de zitting op 22 mei 2013 heeft de vader van appellante het hoger beroep ingesteld. CIZ werd vertegenwoordigd door mr. J.E. Koedood. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de gronden van beroep van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet konden slagen. De Raad concludeert dat het aantal geïndiceerde uren BI, in combinatie met andere zorgfuncties, voldoende is om in de zorgbehoefte van appellante te voorzien. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat appellante geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die zouden leiden tot een ander oordeel. De uitspraak bevestigt dat de indicatie van CIZ adequaat was en dat de zorgbehoefte van appellante op een juiste manier is ingeschat. De beslissing van de Raad is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2013.

Uitspraak

13/2102 AWBZ
Datum uitspraak: 14 augustus 2013
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
14 maart 2013, 11/2990 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft haar vader, C. Hageraats, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft versneld plaatsgevonden op 22 mei 2013. De vader van appellante is verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

1.
Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
CIZ heeft appellante bij besluit van 14 december 2010 voor de periode van 10 december 2010 tot en met 8 december 2015 geïndiceerd voor de functies Persoonlijke Verzorging (PV), Verpleging (VP) en Begeleiding Individueel (BI), voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 december 2015 voor de functie Verblijf Langdurig (VL), voor de periode van
10 december 2010 tot en met 9 december 2015 voor de functie Begeleiding Groep (BG) en vanaf 10 december 2010 voor de functie Behandeling Algemeen (BA). Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 29 november 2011 (bestreden besluit) heeft CIZ op het bezwaar van appellante beslist. CIZ heeft appellante geïndiceerd voor:
  • BA;
  • BG, klasse 9 (negen dagdelen per week);
  • PV, klasse 8 (20 tot 24,9 uur per week) en 4 additionele uren;
  • BI, klasse 8 (20 tot 24,9 uur per week);
  • VP, klasse 3 (6,9 uur per week);
  • VL, klasse 7, (zeven etmalen per week).
1.3.
In aanmerking genomen dat huishoudelijke hulp verschaft wordt door de gemeente op grond van de Wet maatschappelijk ondersteuning en de functie Behandeling ook kan worden ingezet om de nodige begeleiding en zorg aan appellante beter te laten verlopen, wordt volgens CIZ met het totaal aantal zorguren van 96,9 uur per week ruim voldoende tegemoet gekomen aan de zorgbehoefte van appellante.
2.1.
Tegen het bestreden besluit heeft appellante beroep ingesteld. Zij heeft de rechtbank verzocht om schadevergoeding.
2.2.
De rechtbank is op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven, uitgebreide overwegingen tot de conclusie gekomen dat CIZ bij het nemen van het indicatiebesluit op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de relevante wet- en regelgeving en daarbij in voldoende mate rekening heeft gehouden met de bij appellante bestaande lichamelijke en geestelijke stoornissen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
3.1.
In hoger beroep stelt appellante zich op het standpunt dat CIZ bij de indicatie te weinig rekening heeft gehouden met de veelheid en complexiteit van de stoornissen waaraan appellante lijdt. Volgens appellante zijn er vanaf 2007 veel te weinig uren BI geïndiceerd. Appellante heeft 24 uur per dag begeleiding en toezicht nodig door in elk geval één, maar regelmatig ook twee begeleiders.
3.2.
Appellante heeft de Raad verzocht CIZ te veroordelen in de gemaakte kosten, aan appellante een schadevergoeding toe te kennen en CIZ te veroordelen tot betaling van smartengeld.
4.
De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Vooropgesteld dient te worden dat de rechtbank de gronden van beroep van appellante in de aangevallen uitspraak afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom deze gronden niet kunnen slagen. In hoger beroep heeft appellante geen in essentie nieuwe beroepsgronden of argumenten aangevoerd die zouden leiden tot een ander oordeel dan gegeven door de rechtbank.
4.2.
Met betrekking tot het aantal geïndiceerde uren BI merkt de Raad het volgende op.
4.3.
Bij besluit van 16 november 2007 is appellante op grond van de destijds geldende wet- en regelgeving tot 22 december 2011 onder meer geïndiceerd voor:
- Ondersteunende Begeleiding algemeen (OB-alg), 20 - 24,9 uur per week;
- Ondersteunende Begeleiding dagbesteding (OB-dag), negen dagdelen per week;
- PV, 20 - 24,9 uur per week;
- VL, zeven etmalen.
4.4.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 22 september 2010, LJN BN8681, over deze indicatie het volgende overwogen:
“Met CIZ is de Raad van oordeel dat de noodzaak voor het indiceren van meer uren begeleiding dan is geschied bij het besluit van 16 november 2007 niet is gebleken. Met CIZ moet de Raad vaststellen dat reeds op basis van de geïndiceerde functies OB-alg en PV vrijwel volledig voorzien is in individuele begeleiding en verzorging tijdens de uren, waarop appellante thuis verblijft. Desgewenst kan met de inzet van de indicatie voor de overige functies worden voorzien in een volledige een-op-een begeleiding in de thuissituatie.”
4.5.
Met het thans bestreden besluit is aan appellante een overeenkomstig aantal uren begeleiding toegekend als met het besluit van 16 november 2007. Dit urenaantal voorziet, blijkens genoemde uitspraak van 22 september 2010, in vrijwel volledige individuele begeleiding en verzorging tijdens de uren waarop appellante thuis verblijft. De grond van appellante dat haar ten onrechte niet 52 uur BI is toegekend slaagt daarom niet.
4.6.
Het hoger beroep treft geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking, zodat het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en W.H. Bel en R.P.Th. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2013.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) M.R. Schuurman

EH