ECLI:NL:CRVB:2013:1412

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
12-3573 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het bestreden besluit van het Uwv inzake WW-uitkering en zelfstandige inkomsten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de WW-uitkering van appellant, die als zelfstandige werkzaam was. Het Uwv had eerder besloten dat appellant een te hoog voorschot op zijn WW-uitkering had ontvangen en vorderde een bedrag van € 9.015,50 terug. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Roermond bevestigde dit besluit, maar appellant ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 3 juli 2013 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J.M.M. Fuchs. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv niet gehandhaafd kon worden, omdat het in strijd was met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelde dat het Uwv bij de vaststelling van de inkomsten van appellant als zelfstandige terecht de inkomsten over de periode van 7 april 2008 tot en met 5 april 2009 had betrokken, maar dat het besluit van 14 oktober 2011 vernietigd moest worden.

De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.416,- bedragen. De uitspraak van de Raad houdt in dat het beroep tegen het besluit van 14 oktober 2011 gegrond is verklaard, terwijl het beroep tegen het besluit van 13 juli 2012 ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/3573 WW, 12/5363 WW
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van
15 mei 2012, 11/1561 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. van Sark hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 13 juli 2012 een nieuw besluit genomen. Op 19 juli 2012 heeft het Uwv een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2013. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.M.M. Fuchs.

OVERWEGINGEN

1.1. Het Uwv heeft, onder toepassing van artikel 77a van de Werkloosheidswet (WW), appellant toestemming verleend om gedurende de periode van 7 april 2008 tot en met
5 oktober 2008 werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de start van een eigen bedrijf. Daarbij is appellant meegedeeld dat diens WW-uitkering tijdens de startperiode doorloopt, dat 70% van de inkomsten als zelfstandige op die uitkering in mindering wordt gebracht, dat de uitkering gedurende de startperiode als voorschot wordt betaald en dat appellant na de startperiode nader zal worden geïnformeerd over de verrekening van zijn inkomsten.
1.2. Bij besluit van 14 juni 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant een te hoog voorschot heeft ontvangen en heeft het Uwv van appellant een bedrag van € 9.015,50 teruggevorderd. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van
14 oktober 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft - kort samengevat - overwogen dat het Uwv de inkomsten van appellant als zelfstandige heeft berekend aan de hand van artikel 2 en artikel 3 van het Besluit vaststelling inkomsten startende zelfstandigen WW. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om van dit dwingendrechtelijk kader af te wijken.
3.
Bij besluit van 13 juli 2012 heeft het Uwv het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard, het terugvorderingsbedrag vastgesteld op € 4.850,59 en kosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van zijn bezwaar tot een bedrag van
€ 437,- vergoed.
4.
Appellant heeft gesteld dat het Uwv slechts ten dele tegemoet is gekomen aan hetgeen hij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd en dat hij in hoger beroep de gronden handhaaft, die het Uwv met het nadere besluit niet heeft gehonoreerd.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Nu het bestreden besluit door het Uwv niet wordt gehandhaafd komt het wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak, waarbij het bestreden besluit in stand is gelaten, moet worden vernietigd. Nu het besluit van 13 juli 2012 niet geheel tegemoetkomt aan het beroep van appellant, wordt het beroep ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb geacht mede gericht te zijn tegen het besluit van 13 juli 2012 en maakt dit besluit deel uit van het geding.
5.2.
Appellant heeft volstaan met een verwijzing naar hetgeen hij in bezwaar en beroep al naar voren had gebracht. Gelet op het feit dat het Uwv appellant reeds tegemoet is gekomen door de ondernemersaftrek buiten de vaststelling van zijn inkomsten te laten, is nog slechts in geschil of het Uwv bij de vaststelling van de inkomsten als zelfstandige terecht de inkomsten over de periode van 7 april 2008 tot en met 5 april 2009 heeft betrokken. In hetgeen appellant heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding om de overwegingen van de rechtbank hieromtrent voor onjuist te houden. Het beroep tegen het besluit van 13 juli 2012 slaagt niet.
6.
Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. De voor verleende rechtsbijstand te vergoeden kosten worden begroot op € 944,- in beroep en
€ 472,- in hoger beroep, in totaal € 1.416,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 14 oktober 2011 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 13 juli 2012 ongegrond;
  • veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.416,-;
  • bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
in totaal € 156,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en
C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2013.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) D. Heeremans

QH