Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 10 december 2010 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een dubbel hoger beroep betreffende de weigering van kinderbijslag aan betrokkene, die in Nederland verblijft zonder geldige verblijfsvergunning. De Centrale Raad van Beroep behandelt de hoger beroepen van zowel betrokkene als de Sociale verzekeringsbank (Svb). Betrokkene stelt dat de weigering van kinderbijslag in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Svb betoogt dat de rechtbank ten onrechte de eerdere uitspraak van de Raad heeft gevolgd, die in vergelijkbare zaken had geoordeeld dat het koppelingsbeginsel niet buiten toepassing kan worden gelaten voor ouders die rechtmatig in Nederland verblijven.
De Raad oordeelt dat de rechtbank de uitspraak van de Raad van 15 juli 2011 ten onrechte heeft gevolgd. De Hoge Raad had eerder geoordeeld dat het onderscheid naar nationaliteit en verblijfsstatus in artikel 6, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) gerechtvaardigd is. De Raad concludeert dat er geen schrijnende omstandigheden zijn die aanleiding geven om het koppelingsbeginsel niet toe te passen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee de weigering van kinderbijslag door de Svb wordt bevestigd.
De uitspraak benadrukt de beoordelingsruimte van de wetgever bij het vaststellen van regels omtrent sociale zekerheid en de verantwoordelijkheden van ouders voor de opvoeding van hun kinderen. De Raad stelt dat de weigering van kinderbijslag aan betrokkene niet in strijd is met de rechten die zijn gewaarborgd onder het EVRM, aangezien de normale ontwikkeling van het privé- en gezinsleven niet wordt belemmerd door de afwijzing van de aanvraag.