ECLI:NL:CRVB:2013:1356

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2013
Publicatiedatum
8 augustus 2013
Zaaknummer
12-1184 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eervol ontslag op grond van de Zevenaarse Arbeidsvoorwaarden Regeling na reorganisatie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, A. te B., tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar, waarbij hem eervol ontslag is verleend op grond van artikel 8:3 van de Zevenaarse Arbeidsvoorwaarden Regeling (ZAR). Appellant was sinds 1 juli 1996 werkzaam bij de gemeente Zevenaar en was per 1 januari 2005 sectordirecteur Ruimte. Door reorganisatie in 2008 is zijn functie opgeheven, waarna het college hem als herplaatsingskandidaat heeft aangemerkt. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet betrokken is geweest bij de reorganisaties en dat een ontslag op andere gronden meer recht zou doen aan zijn situatie. De Raad heeft overwogen dat het college bevoegd was om appellant eervol ontslag te verlenen, gezien de opheffing van zijn functie en de keuzevrijheid van het bestuursorgaan bij samenloop van ontslaggronden. De Raad bevestigt dat het college in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om appellant op neutrale gronden te ontslaan. De uitspraak van de rechtbank Arnhem van 17 januari 2012, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde, wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/1184 AW
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van
17 januari 2012, 11/296 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.H.A. Wessel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Wessel. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J. Zwennis.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was vanaf 1 juli 1996 als [Functie 1] werkzaam bij de gemeente Zevenaar. Per
1 januari 2005 is hij in het kader van een gemeentelijke herindeling geplaatst in de functie van sectordirecteur Ruimte. Met de gemeentesecretaris en twee andere sectordirecteuren vormde hij het managementteam (MT). Wegens samenwerkingsproblemen binnen het MT heeft het college appellant bij besluit van 8 november 2006, gehandhaafd bij besluit van 5 april 2007, ontheven uit zijn functie van sectordirecteur Ruimte en geplaatst in de functie van projectdirecteur Zevenaar-Oost. Wegens ziekte vanaf 16 oktober 2006 heeft appellant deze functie feitelijk nooit vervuld. Bij besluit van 28 juni 2007 heeft het college hem benoemd als ambtenaar in algemene dienst. Tegen dit besluit heeft appellant geen bezwaar gemaakt. De rechtbank Arnhem heeft het besluit van 5 april 2007 in haar uitspraak van 14 januari 2008 vernietigd voor zover het de ontheffing betreft op de grond dat appellant en het MT onvoldoende in de gelegenheid zijn gesteld het functioneren te verbeteren.
1.2. Het college heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en de Raad verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Nadat appellant te kennen had gegeven dat hij onder meer mede gezien zijn gezondheidssituatie vooralsnog geen aanleiding zag om op uitvoering van het oordeel van de rechtbank aan te dringen, heeft het college op 10 maart 2008 het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken.
1.3. Nadat het aantal directeuren feitelijk al was teruggebracht van vier naar drie door het ontslag van één van de directeuren, is de omvang van de directie na een reorganisatie in 2008 teruggebracht tot twee directeuren.
1.4. Nadat onderhandelingen over beëindiging van het dienstverband op niets waren uitgelopen is appellant in afwachting van de uitspraak van de Raad vanaf 22 oktober 2009 daadwerkelijk als ambtenaar in algemene dienst aan het werk gegaan.
1.5. In zijn uitspraak van 31 december 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BK9663 en
TAR 2010, 58) heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2008 bevestigd. Daarmee is komen vast te staan dat appellant ten onrechte uit zijn functie van sectordirecteur Ruimte is ontheven.
1.6. Appellant heeft zich op 23 februari 2010 ziek gemeld. Bij brief van eveneens 23 februari 2010 heeft mr. Wessel het college er namens appellant op gewezen dat er een vacature was binnen de tweehoofdige directie. Hij heeft verzocht om het besluit tot ontheffing uit de functie van sectordirecteur Ruimte te herroepen, de plaatsing als ambtenaar in algemene dienst te beëindigen en appellant in de directie te plaatsen. Begin 2010 is besloten om de directie terug te brengen tot één directeur, tevens gemeentesecretaris. Bij brief van 4 maart 2010 en per
e-mailbericht van 10 maart 2010 heeft het college appellant geattendeerd op de openstelling van deze functie van algemeen directeur/gemeentesecretaris en hem de gelegenheid geboden om als herplaatsingskandidaat op deze vacature te solliciteren. Na overleg met de burgemeester heeft appellant hiervan afgezien.
1.7. Na het voornemen daartoe, waarop appellant zijn zienswijze heeft gegeven, heeft het college bij besluit van 18 juni 2010 ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van
14 januari 2008 een nieuwe beslissing genomen op het bezwaar van appellant en onder meer het besluit tot ontheffing uit de functie van sectordirecteur Ruimte herroepen. Tegen dit besluit heeft appellant geen beroep ingesteld. In hetzelfde besluit heeft het college de primaire beslissing genomen om de plaatsing van appellant als ambtenaar in algemene dienst op zijn verzoek ongedaan te maken. Daarmee wordt appellant geacht te zijn hersteld in de functie van sectordirecteur Ruimte. Omdat de functies van de sectordirecteuren per 1 september 2008 zijn komen te vervallen, heeft het college appellant aangemerkt als herplaatsingskandidaat en hem met inachtneming van een re-integratietermijn van 15 maanden eervol ontslag verleend op grond van artikel 8:3 van de Zevenaarse Arbeidsvoorwaarden Regeling (ZAR).
1.8. Bij besluit van 23 december 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het primaire besluit van 18 juni 2010 ongegrond verklaard. Dit is in afwijking van het advies van de Adviescommissie voor de behandeling van bezwaarschriften, die had geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren, het ontslagbesluit te herroepen en op grond van artikel 8:8 van de ZAR ontslag te verlenen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat het college hem niet heeft betrokken in de reorganisaties en dat een ontslag “op andere gronden” op grond van artikel 8:8 van de ZAR meer recht doet aan de voorgeschiedenis dan een reorganisatieontslag op grond van artikel 8:3 van de ZAR. Door de onterechte ontheffing uit de functie van sectordirecteur Ruimte is een impasse ontstaan en blijven voortbestaan die in overwegende mate is te wijten aan het college.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Partijen zijn erover eens dat terugkeer van appellant naar de gemeente Zevenaar niet tot de mogelijkheden behoort.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 5 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012: BX0505 en TAR 2013, 3) heeft het bestuursorgaan bij samenloop van ontslaggronden keuzevrijheid. Wel moet de gehanteerde ontslaggrond voldoende worden onderbouwd.
4.3.
Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen het ongedaan maken van zijn plaatsing als ambtenaar in algemene dienst, zodat hij met de herroeping van het besluit tot ontheffing uit zijn functie van sectordirecteur Ruimte werd geacht deze functie weer te bekleden. Deze functie was echter per 1 september 2008 opgeheven. Indien direct uitvoering was gegeven aan de uitspraak van de rechtbank van 14 januari 2008 had appellant bij de reorganisatie in 2008 betrokken kunnen zijn. Appellant wilde op dat moment zelf, gezien zijn gezondheidssituatie, echter niet terugkeren naar de gemeente. Hij is wel betrokken bij de reorganisatie in 2010 en in de gelegenheid gesteld om als herplaatsingskandidaat te solliciteren naar de functie van algemeen directeur/gemeentesecretaris. Appellant heeft hiervan afgezien.
4.4.
Nu de functie van appellant als gevolg van de reorganisatie in 2008 was opgeheven, was het college bevoegd om hem eervol ontslag te verlenen op grond van artikel 8:3 van de ZAR. Het college heeft in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid om appellant op deze - neutrale - grond te ontslaan.
4.5.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en J.N.A. Bootsma en H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2013.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) B. Rikhof

HD