ECLI:NL:CRVB:2013:1347

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
13-144 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van WW-uitkering na herbeoordeling ZZP-dossiers

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een WW-uitkering van appellant, die als zelfstandige werkzaam was. De appellant had zijn WW-uitkering vanaf 26 september 2005 ontvangen, maar had niet volledig gerapporteerd over het aantal gewerkte uren. Het Uwv had eerder besloten om de WW-uitkering van appellant in te trekken en een bedrag van € 16.823,75 terug te vorderen, wat appellant betwistte. Tijdens de procedure werd appellant herhaaldelijk gewezen op zijn verplichting om niet alleen directe, maar ook indirecte uren op te geven. De Raad oordeelde dat appellant zijn inlichtingenplicht niet volledig was nagekomen, wat het Uwv verplichtte om de uitkering te herzien en de onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen. De Raad bevestigde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de door appellant aangevoerde gebrekkige informatieverstrekking door het Uwv. De uitspraak van de rechtbank Utrecht werd bevestigd, waarbij het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
13/144 WW
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van
26 november 2012, 09/1194 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.](appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H. den Besten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 maart 2009 ter uitvoering van de Werkloosheidswet (WW). Bij het besluit van 16 maart 2009 heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen het besluit van 18 september 2008 ongegrond verklaard. Bij het besluit van 18 september 2008 heeft het Uwv de WW-uitkering van appellant met ingang van
26 september 2005 ingetrokken en over de periode van 26 september 2005 tot
7 november 2005 en van 6 februari 2006 tot 11 september 2006 een bedrag van € 16.823,75 aan volgens het Uwv onverschuldigd betaalde WW-uitkering van appellant teruggevorderd.
1.2. Tijdens de procedure in beroep heeft de zogenoemde toetsingscommissie ZZP op verzoek van appellant zijn zaak herbeoordeeld aan de hand van de Handleiding herbeoordeling
ZZP-dossiers (Handleiding), hetgeen heeft geleid tot een besluit van 4 januari 2011. Daarbij is, voor zover hier van belang, voormeld besluit van 16 maart 2009 gehandhaafd.
1.3. Appellant heeft de rechtbank kenbaar gemaakt zich ook met dit nieuwe besluit niet te kunnen verenigen. In verband hiermee heeft de zogenoemde Bezwaaradviescommissie ZZP (BAC) het Uwv geadviseerd. Bij besluit van 12 april 2012 heeft het Uwv te kennen gegeven het advies van de BAC op te volgen. Het Uwv heeft besloten, voor zover hier van belang, het bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 september 2008 gegrond te verklaren, de
WW-uitkering over de periode van 26 september 2005 tot 11 september 2006 te herzien voor 23,5 uur per week, waarbij vanaf 6 februari 2006 een zogenoemde vrijlating van 12 uur per week wordt toegepast, en om de terugvordering te verlagen naar € 6.349,50.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 16 maart 2009 gegrond verklaard en het beroep tegen het besluit van 12 april 2012 ongegrond verklaard.
3.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd dat het Uwv hem niet goed heeft geïnformeerd over het verschil tussen directe en indirecte uren. Tijdens de periode dat appellant een WW-uitkering ontving is hij er nimmer op gewezen dat hij ten onrechte de indirecte uren niet op zijn werkbriefjes heeft vermeld. Volgens appellant valt hem niet te verwijten dat hij zijn inlichtingenplicht niet goed is nagekomen en is er sprake van dringende redenen om af te zien van terugvordering omdat hij niet het slachtoffer mag worden van het destijds door het Uwv Werkbedrijf en de re-integratiecoach gevoerde chaotische beleid.
4.1.
Blijkens het hoger beroepschrift en het verhandelde ter zitting verschillen partijen van mening over de vraag of de rechtbank het beroep tegen het besluit van 12 april 2012, voor zover dat besluit betrekking heeft op de herziening en terugvordering van WW-uitkering, terecht ongegrond heeft verklaard. De Raad komt daarover tot de volgende beoordeling.
4.2.
In dit geding zijn de volgende bepalingen uit de WW, zoals deze golden ten tijde hier in geding, van belang:
“Artikel 8
(…)
2.
Een persoon, wiens werknemerschap is geëindigd door het verrichten van werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep, herkrijgt bij beëindiging van die werkzaamheden de hoedanigheid van werknemer, voor zover die beëindiging plaatsvindt binnen een tijdvak van anderhalf jaar nadat die werkzaamheden een aanvang hebben genomen.
(…)
Artikel 20
1.
Het recht op uitkering eindigt:
a. voor zover de werknemer zijn hoedanigheid van werknemer verliest;
(…)
2.
Voor de werknemer op wie het eerste lid, onderdeel a, van toepassing is, eindigt het recht op uitkering terzake van het aantal uren dat hij werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij niet als werknemer in de zin van deze wet wordt beschouwd.
(…)
Artikel 22a
1.
Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en terzake van weigering van uitkering, herziet het Uwv een dergelijk besluit of trekt dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 24, 25 of 26 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering;
(…)
2.
Indien daarvoor dringende reden aanwezig zijn kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Artikel 25
De werknemer is verplicht aan het Uwv op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op de uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald.
(…)
Artikel 36
1.
De uitkering die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 22a (…) onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door het Uwv teruggevorderd.
(…)
4.
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.”
4.3.
Appellant heeft geen volledige opgave gedaan van het aantal gewerkte uren als zelfstandige. Appellant was vanaf 26 september 2005 gemiddeld 23,5 uur per week werkzaam was als zelfstandige. Hij heeft echter over de periode van 26 september 2005 tot 7 november 2005 in het geheel geen opgave gedaan van gewerkte uren als zelfstandige en over de periode van 6 februari 2006 tot 11 september 2006 alleen de directe uren vermeld op zijn werkbriefjes.
4.4.
Appellant is verschillende keren op niet mis te verstane wijze duidelijk gemaakt dat hij niet alleen opgave moest doen van zijn directe uren maar ook alle indirecte uren die hij als zelfstandige werkte moest opgeven. Tijdens het telefoongesprek met
Uwv-buitendienstfunctionaris Mostertman van 23 februari 2005 is appellant er uitdrukkelijk op gewezen dat acquisitie wordt aangemerkt als werkzaamheden als zelfstandige. Blijkens het aanvraagformulier van 4 april 2005 heeft appellant de folder “Starten als zelfstandige en de WW” ontvangen waarin staat vermeld dat niet alleen productieve uren maar ook indirecte uren, zoals het voeren van een administratie, op de werkbriefjes moeten worden verantwoord. Op het door appellant op 7 september 2005 ondertekende vragenformulier na afloop van de oriëntatieperiode stond vermeld: “svp de gewerkte uren die u als zelfstandige bezig bent (geweest) opgeven per dag, ook de uren waaruit u (nog) geen inkomsten uit heeft, bijvoorbeeld acquisitie-uren, het verwerven van opdrachten enz.”. Hieruit volgt dat het appellant redelijkerwijs duidelijk had kunnen en moeten zijn dat hij alle werkzaamheden als zelfstandige moest melden aan het Uwv.
4.5.
Uit 4.3 en 4.4 volgt dat appellant de op hem rustende inlichtingenplicht niet (volledig) is nagekomen. Op grond van artikel 8, eerste lid, 20, eerste lid, aanhef en onder a, en 22a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW was het Uwv dan ook gehouden de WW-uitkering van appellant vanaf 26 september 2005 te herzien.
4.6.
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de WW was het Uwv gehouden de over de periode van 26 september 2005 tot 7 november 2005 en van 6 februari 2006 tot 11 september 2006 onverschuldigd aan appellant betaalde WW-uitkering van hem terug te vorderen. In hetgeen appellant heeft aangevoerd zijn geen dringende redenen gelegen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld CRvB
29 november 2007, LJN BB9275) kunnen dringende redenen slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de sociale of financiële gevolgen die een terugvordering voor de betrokkene heeft. Daarvan is in het geval van appellant niet gebleken.
4.7.
In verband met de door appellant gestelde gebrekkige informatieverstrekking van de kant van het Uwv is het volgende van belang.
4.8.
Het in de Handleiding met bijlage opgenomen beleid laat zien dat het Uwv ook in gevallen waarin dringende redenen in de zin van de wet niet aanwezig zijn geheel of gedeeltelijk afziet van herziening en terugvordering. Dat beleid moet worden gekwalificeerd als buitenwettelijk, begunstigend beleid. Dit brengt mee dat de aanwezigheid en toepassing daarvan door de bestuursrechter als gegeven moet worden aanvaard, met dien verstande dat wordt getoetst of dit beleid op consistente wijze is toegepast.
4.9.
In onderdeel 2.2 van de Handleiding is neergelegd dat als de klant wel uren als zelfstandige heeft opgegeven het herzieningsverzoek wordt toegewezen als de klant aan de wijze waarop Uwv informatie aan de klant heeft gegeven over uren die hij moest opgeven, in redelijkheid het vertrouwen kon ontlenen dat hij kon volstaan met de opgave van de direct productieve uren. In geval van twijfel wordt het voordeel van de twijfel aan de klant gelaten.
4.10.
In het geval van appellant doet deze situatie zich niet voor. Uit hetgeen onder 4.4 is overwogen blijkt juist dat appellant er herhaaldelijk op is gewezen dat hij niet alleen alle directe uren maar ook alle indirecte uren diende op te geven aan het Uwv. Dat zijn
re-integratiecoach van Uwv Werkbedrijf hem er niet op heeft geattendeerd dat hij zijn werkbriefjes niet correct invulde leidt niet tot een ander oordeel aangezien deze
re-integratiecoach was belast met de re-integratie van appellant op de arbeidsmarkt. Hij ontving die werkbriefjes niet aangezien die naar een andere afdeling moesten worden gestuurd. Het was dus ook niet aan hem appellant op dit punt te controleren of te corrigeren. Het Uwv heeft zijn beleid consistent toegepast.
4.11.
Uit 4.1 tot en met 4.10 volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
5.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en
C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2013.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) H.J. Dekker

EH