ECLI:NL:CRVB:2013:1333
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek om kwijtschelding van terugvorderingen op basis van de Werkloosheidswet, Ziektewet en WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om kwijtschelding van terugvorderingen van onverschuldigd betaalde uitkeringen op basis van de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De appellant had in oktober 2010 een verzoek om kwijtschelding ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), omdat hij volledig arbeidsongeschikt was en geen aflossingscapaciteit had. Het Uwv had dit verzoek afgewezen, met de reden dat pas kwijtschelding kan plaatsvinden als meer dan de helft van het oorspronkelijke bedrag is betaald. Het Uwv had een terugvordering van in totaal € 110.648,66, waarvan een deel onverschuldigd was betaald.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant op het moment van het bestreden besluit nog een bedrag van € 2.097,86 verschuldigd was aan het Uwv voor de WW-uitkering. De Raad oordeelde dat het Uwv niet bevoegd was om van verdere terugvordering af te zien, omdat er recentelijk nog een betaling van € 50,- was gedaan, wat betekende dat niet voldaan was aan de wettelijke vereiste dat gedurende vijf jaar geen betalingen zijn verricht. Voor de ZW- en WAO-uitkeringen was de situatie anders; de vorderingen waren meer dan € 2.269,- en er waren gedurende meer dan vijf jaar geen betalingen verricht. De Raad concludeerde dat het Uwv in beginsel wel bevoegd was om van terugvordering af te zien voor deze vorderingen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de Beleidsregel van het Uwv niet in strijd was met de wet en dat het Uwv redelijk had gehandeld door de terugvorderingen niet kwijt te schelden. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke voorwaarden voor kwijtschelding en de discretionaire bevoegdheid van het Uwv in dergelijke gevallen.