ECLI:NL:CRVB:2013:1262
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indicatie voor persoonlijke verzorging en begeleiding op basis van de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de indicatie voor persoonlijke verzorging en begeleiding van appellante, die door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) was vastgesteld. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van CIZ, die haar had geïndiceerd voor persoonlijke verzorging in klasse 3, maar geen indicatie voor begeleiding had gegeven. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. CIZ had op basis van medische informatie van de huisarts en specialisten vastgesteld dat appellante een beperkte inspanningstolerantie had en dat zij hulp nodig had bij persoonlijke verzorging. Appellante stelde dat CIZ onvoldoende rekening had gehouden met haar cognitieve beperkingen en dat zij een hogere indicatie nodig had. De Raad oordeelde echter dat de medische informatie geen aanleiding gaf om de vaststelling van CIZ te betwijfelen. De CIZ-arts had vastgesteld dat er geen problemen op cognitief gebied waren, en de Raad vond geen reden om deze conclusie te weerleggen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2013, met A.J. Schaap als voorzitter en W.H. Bel en M.F. Wagner als leden van de meervoudige kamer.