ECLI:NL:CRVB:2013:1223
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de arbeidskundige onderbouwing in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die als magazijnmedewerker werkte, had zich op 7 maart 2008 ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 5 maart 2010 geen recht had op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Dit besluit werd door de rechtbank in een eerdere uitspraak bevestigd, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De bezwaarverzekeringsarts had de belastbaarheid van appellant vastgesteld en de Raad zag geen aanleiding om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Appellant had in hoger beroep zijn eerdere argumenten herhaald, waarbij hij stelde dat zijn lichamelijke klachten en beperkingen niet goed waren ingeschat. Hij voerde aan dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid was onderschat en dat er geen urenbeperking was aangenomen.
De Raad concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts adequaat had gehandeld en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de stelling van appellant konden onderbouwen. De Raad bevestigde ook het oordeel van de rechtbank dat de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit juist was. De bezwaararbeidsdeskundige had de geschiktheid van de functie van routechauffeur toegelicht, en de Raad zag geen reden om dit oordeel te betwisten. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.