ECLI:NL:CRVB:2013:1223

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
11-7018 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de arbeidskundige onderbouwing in het kader van WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die als magazijnmedewerker werkte, had zich op 7 maart 2008 ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 5 maart 2010 geen recht had op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Dit besluit werd door de rechtbank in een eerdere uitspraak bevestigd, waarop appellant in hoger beroep ging.

De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De bezwaarverzekeringsarts had de belastbaarheid van appellant vastgesteld en de Raad zag geen aanleiding om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Appellant had in hoger beroep zijn eerdere argumenten herhaald, waarbij hij stelde dat zijn lichamelijke klachten en beperkingen niet goed waren ingeschat. Hij voerde aan dat zijn mate van arbeidsongeschiktheid was onderschat en dat er geen urenbeperking was aangenomen.

De Raad concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts adequaat had gehandeld en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de stelling van appellant konden onderbouwen. De Raad bevestigde ook het oordeel van de rechtbank dat de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit juist was. De bezwaararbeidsdeskundige had de geschiktheid van de functie van routechauffeur toegelicht, en de Raad zag geen reden om dit oordeel te betwisten. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/7018 WIA
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
21 oktober 2011, 10/6257 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te[woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Wolter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2013. Namens appellant is
mr. Wolter verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.B. Heij.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was tot het einde van zijn contract op 21 februari 2008 werkzaam als magazijnmedewerker voor 25 uur per week. Vanuit een situatie waarin hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving heeft hij zich op 7 maart 2008 ziek gemeld. In verband hiermee heeft appellant een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen.
1.2. Bij besluit van 5 mei 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van
5 maart 2010 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.3. Bij besluit van 17 november 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 5 mei 2010 ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De beschikbare medische informatie is meegenomen bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Appellant heeft in beroep geen gegevens overgelegd waaruit blijkt dat op de datum in geding meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat zij geen aanleiding heeft gezien om de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit voor onjuist te houden.
3.
Appellant heeft in hoger beroep hetgeen hij in beroep naar voren heeft gebracht herhaald, namelijk dat hij vanwege zijn lichamelijke klachten en daaruit voortvloeiende beperkingen op 5 maart 2010 niet in staat was tot het verrichten van arbeid, met name voor de hem voorgehouden voorbeeldfuncties. Appellant heeft daarbij gewezen op de ernst en combinatie van zijn klachten, de specialistische behandeling die hij in verband daarmee onderging en de medicatie die hij dagelijks tot zich moest nemen. In de visie van appellant is zijn mate van arbeidsongeschiktheid onderschat en zijn zijn mogelijkheden overschat. Ter zitting heeft appellant benadrukt dat zijn bezwaren met name zijn gericht tegen het niet aannemen van een urenbeperking en tegen de geschiktheid van de functie van routechauffeur.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest.
4.2.
Appellant is zowel door de verzekeringsarts als door de bezwaarverzekeringsarts onderzocht. Beiden hebben rekening gehouden met een bij appellant bestaand carpaal tunnelsyndroom beiderzijds en diabetes mellitus. De door appellant gestelde rugklachten zijn door de bezwaarverzekeringsarts in haar rapport van 28 september 2010 geduid als aspecifiek. Zij heeft geen onderliggende oorzaak, afwijkingen of bewegingsbelemmeringen kunnen vaststellen. De diabetes mellitus is weliswaar niet optimaal geregeld, maar niet is gebleken van een zodanige ontregeling dat sprake is van aantasting van de hersenen. Ook heeft de verzekeringsarts bij haar onderzoek geen psychiatrische stoornis geconstateerd die de door appellant gestelde vergeetachtigheid zou kunnen verklaren. De bezwaarverzekeringsarts heeft in voornoemd rapport uitvoerig toegelicht waarom zij geen aanleiding heeft gezien voor een urenbeperking. Na het opstellen van haar rapport heeft de bezwaarverzekeringsarts een brief van de huisarts, gedateerd 28 september 2010, ontvangen. In haar rapport van
11 oktober 2010 heeft de bezwaarverzekeringsarts toegelicht dat de in de brief van de huisarts opgenomen gegevens al bekend waren. In beroep heeft appellant een uitnodiging voor een poliklinische behandeling bij Reade van 22 december 2010 overgelegd. In reactie hierop heeft de bezwaarverzekeringsarts in haar rapport van 11 augustus 2011 toegelicht dat de uitnodiging van Reade geen nieuwe informatie bevat ten aanzien van de datum in geding.
4.3.
De Raad ziet, gelet op de inhoud van de in 4.2 genoemde rapporten, geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de belastbaarheid van appellant zoals deze door de bezwaarverzekeringsarts, na enkele aanpassingen van meer technische aard, is neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 28 september 2010. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn standpunt dat meer beperkingen moeten worden aangenomen - in het bijzonder een urenbeperking - ondersteunen.
4.4.
De Raad onderschrijft ook het oordeel van de rechtbank dat er geen aanleiding is om de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit voor onjuist te houden. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 18 oktober 2010, in reactie op de stellingen van appellant over zijn medicijngebruik, een toelichting gegeven op de geschiktheid van appellant voor de functie van routechauffeur. De bezwaarverzekeringsarts heeft de geschiktheid van deze functie op 20 oktober 2010 onderschreven.
4.5.
Uit hetgeen in 4.1 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter, C.P.J. Goorden en
A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) D. Heeremans
eh