ECLI:NL:CRVB:2013:1214

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
11-6615 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die zich op 20 september 2010 ziek meldde wegens rugklachten. Appellante had voor haar ziekmelding twee uur per dag gewerkt als schoonmaakster. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 12 oktober 2010 concludeerde het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat appellante niet meer ongeschikt was voor haar werk, en beëindigde de uitkering per 13 oktober 2010. Appellante ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond op 3 februari 2011, gebaseerd op een rapport van bedrijfsarts J. Miedema.

De rechtbank Leeuwarden verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond, waarbij zij de bevindingen van de verzekeringsarts en Miedema als doorslaggevend beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de medische gegevens van de behandelend neuroloog en huisarts niet voldoende waren om de pijnklachten van appellante te onderbouwen. Appellante ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 19 juni 2013 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. J.J. Achterveld, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. F.H.M.A. Swarts. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de gezondheidstoestand van appellante en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de conclusie van het Uwv in twijfel trokken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/6615 ZW
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van
6 oktober 2011, 11/644 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.J. Achterveld, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Achterveld. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. F.H.M.A. Swarts.

OVERWEGINGEN

1.
Appellante heeft zich op 20 september 2010 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet wegens rugklachten ziek gemeld. Zij is voordien laatstelijk twee uur per dag op vijf dagen in de week werkzaam geweest als schoonmaakster van een school. Naar aanleiding van haar ziekmelding is aan haar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2.
Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 12 oktober 2010 heeft het Uwv bij besluit van dezelfde datum de ZW-uitkering met ingang van 13 oktober 2010 beëindigd, omdat appellante op en na deze datum niet meer ongeschikt werd geacht tot het verrichten van haar werk.
3.
Bij besluit van 3 februari 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 oktober 2010 ongegrond verklaard. Dit besluit berust op een rapport van 2 februari 2011 van bedrijfsarts J. Miedema, afdeling bezwaar en beroep.
4.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij beslissende betekenis toegekend aan de bevindingen van de betrokken verzekeringsarts en voornoemde arts Miedema. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat beide artsen appellante hebben onderzocht. Verder heeft de rechtbank overwogen dat Miedema de beschikbare medische gegevens van de behandelend neuroloog en huisarts van appellante bij zijn beoordeling heeft betrokken en dat de bevindingen van de neuroloog, zoals weergegeven in een brief van 24 januari 2011, de conclusie bevestigen dat de pijnklachten van appellante niet medisch geobjectiveerd kunnen worden. De rechtbank zag verder, in aanmerking nemend de reactie van het Uwv op de door appellante in beroep overgelegde medische gegevens, geen aanleiding om een medisch onderzoek te gelasten.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Hetgeen appellante heeft aangevoerd is geen reden om van het oordeel van de rechtbank, neergelegd in de aangevallen uitspraak, af te wijken en de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen niet te onderschrijven. Van de zijde van het Uwv is een zorgvuldig onderzoek ingesteld naar de gezondheidstoestand van appellante ten tijde in geding en, mede gelet op de beschikbare gegevens van de behandelend sector, op verantwoorde wijze geconcludeerd dat appellante op die datum niet buiten staat was haar werk te verrichten. Appellante heeft geen medische gegevens ingebracht die reden vormen om de conclusie van het Uwv in twijfel te trekken. Er is mitsdien ook geen aanleiding om een nader medisch onderzoek in te stellen.
6.
Uit hetgeen is overwogen onder 5.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7.
Er is geen grond voor een proceskostenveroordeling

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en
A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) D. Heeremans

HD