Uitspraak
mr. J.A. Boogaards. Als tolk is verschenen S.P. Baksoellah.
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellante ontving sinds 3 oktober 2005 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), met een toeslag van 20% voor alleenstaande ouders. De toeslag werd verlaagd naar 10% omdat haar meerderjarige zoon bij haar inwoonde, wat leidde tot de conclusie dat zij de noodzakelijke bestaanskosten kon delen. De appellante heeft betoogd dat er geen informed consent was gegeven voor het huisbezoek dat leidde tot deze beslissing. De Raad oordeelde dat, hoewel appellante het Registratieformulier huisbezoeken-A had ondertekend, zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet wist waarvoor zij tekende. De bevindingen van het huisbezoek mochten daarom worden betrokken bij de beoordeling van het recht op bijstand.
De Raad heeft verder overwogen dat de aanwezigheid van de zoon in de woning van appellante, de aangetroffen spullen en zijn verklaringen voldoende bewijs vormden dat hij zijn hoofdverblijf bij appellante had. De appellante kon niet overtuigend aantonen dat haar zoon niet bij haar woonde, ondanks haar argumenten. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat er geen recht was op de verzochte schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C. van Viegen als voorzitter, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.