ECLI:NL:CRVB:2013:1202
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die van 15 november 2006 tot en met 31 augustus 2009 bijstand ontving. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage heeft na een onderzoek, dat werd uitgevoerd naar aanleiding van bevindingen van de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst, vastgesteld dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. Appellant had een onderneming in lederwaren ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en een bankrekening op zijn naam, maar heeft deze informatie niet aan het college gemeld. Hierdoor kon het college niet vaststellen of appellant recht had op bijstand.
Het college heeft op 13 juli 2010 besloten de bijstand te herzien en de kosten van bijstand tot een bedrag van € 32.880,10 terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank 's-Gravenhage heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij zijn inlichtingenplicht niet heeft geschonden, omdat hij uiteindelijk alle relevante informatie heeft verstrekt. Hij heeft betaalbewijzen, inkoopbonnen en bankafschriften overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant niet tijdig melding heeft gemaakt van zijn bankrekening en onderneming, wat een schending van de inlichtingenverplichting oplevert. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de terugvordering te effectueren. De door appellant overgelegde bewijsstukken waren onvoldoende om aan te tonen dat hij recht had op bijstand. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.