Uitspraak
OVERWEGINGEN
a. vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of
b. vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante op basis van onvoldoende medewerking bij een heronderzoek naar het recht op bijstand. Appellante ontving bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) en werd opgeroepen om bankafschriften over te leggen. Ondanks een oproep op 26 augustus 2010, heeft appellante niet alle gevraagde bankafschriften meegenomen naar de afspraak op 2 september 2010. Het college heeft daarop het recht op bijstand opgeschort en appellante kreeg de kans om de ontbrekende documenten voor 20 september 2010 in te leveren. Aangezien appellante dit niet deed, heeft het college op 23 september 2010 de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Maastricht heeft het beroep tegen dit besluit ook ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de hersteltermijn die aan appellante was gegeven niet te kort was, ook niet met het oog op het feit dat er een weekend in viel en appellante een bewindvoerder had. De Raad oordeelde dat appellante voldoende tijd had om de benodigde informatie te verstrekken en dat zij geen actie heeft ondernomen om een verlenging van de termijn te vragen.
De Raad heeft vastgesteld dat de intrekking van de bijstand met ingang van 2 september 2010 in rechte stand kan houden. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 30 juli 2013.