Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst de verzoeken tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de veronderstelling dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden. Appellant ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar het college van burgemeester en wethouders van Veenendaal heeft op 9 april 2009 de bijstand ingetrokken, omdat zij meenden dat appellanten samenwoonden. Dit besluit werd bevestigd door een later besluit van 8 december 2010, waarin het college de bijstand van appellant introk en de gemaakte kosten terugvorderde. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college verklaarde deze ongegrond.
De rechtbank Utrecht heeft in een eerdere uitspraak de beroepen van appellanten gegrond verklaard, omdat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom het afweek van een advies. Appellanten gingen in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank om de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand te laten. In hoger beroep betwistten appellanten dat zij een gezamenlijke huishouding voerden en vroegen om schadevergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat appellanten in de periode van 20 april 2010 tot 8 december 2010 hun hoofdverblijf op hetzelfde adres hadden. De Raad baseerde zich op verklaringen van buurtbewoners en observaties van de sociale recherche. De Raad oordeelde dat de verklaringen van de buurtbewoners betrouwbaar waren en dat de omstandigheden niet uitsloten dat appellant feitelijk bij appellante woonde. Het hoger beroep van appellanten werd afgewezen en de verzoeken om schadevergoeding werden afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 juli 2013.