Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijk rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van uitkeringen aan appellant op basis van de Werkloosheidswet (WW) en de Toeslagenwet (TW). De terugvordering betreft een bedrag van € 8.740,30 dat appellant in de periode van 6 februari 2006 tot en met 20 augustus 2006 te veel heeft ontvangen. Het hoger beroep richt zich op de vraag of de rechtbank Maastricht in haar eerdere uitspraak terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand heeft gelaten en het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond heeft verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank dit terecht heeft gedaan. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd en de Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de brieven van het Uwv van 15 en 19 december 2011 niet gericht zijn op rechtsgevolg en daarom niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek van appellant om vergoeding van wettelijke rente af. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en C.C.W. Lange als leden, in aanwezigheid van griffier K.E. Haan.