ECLI:NL:CRVB:2013:1152
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WW-uitkering en terugvordering bij niet-melding van zelfstandige werkzaamheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de WW-uitkering van appellant, die van 1 april 2002 tot 1 april 2007 een uitkering ontving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant tijdens deze periode als zelfstandige werkzaam was, maar dit niet had gemeld. Hierdoor heeft het Uwv de WW-uitkering herzien en een bedrag van € 42.691,65 teruggevorderd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.
Appellant heeft in hoger beroep de gronden herhaald die hij eerder had aangevoerd, waaronder de stelling dat hij niet goed was geïnformeerd over zijn verplichtingen. De Raad heeft overwogen dat het Uwv op basis van de beschikbare informatie terecht heeft geconcludeerd dat appellant zijn werkzaamheden als zelfstandige niet had gemeld, wat van invloed was op zijn recht op de WW-uitkering. De Raad heeft ook vastgesteld dat de rechtbank een te beperkte toetsingsmaatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van het bestreden besluit. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de afwijzing van het verzoek om herziening in overeenstemming is met de Handleiding van het Uwv.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig en volledig melden van relevante informatie door uitkeringsgerechtigden en de verantwoordelijkheden die zij hebben in het kader van de WW-uitkering. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.