ECLI:NL:CRVB:2013:1151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.S. van der Kolk
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Herstel en recht op ziekengeld na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, die sinds 2 januari 2006 arbeidsongeschikt was door vermoeidheidsklachten en slaapproblemen, had in 2006 ziekengeld ontvangen van het Uwv. Op 2 april 2007 meldde hij zich hersteld, maar het Uwv weigerde verdere uitkering van ziekengeld. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij zij de medische rapporten van de bedrijfsarts en bezwaarverzekeringsarts als voldoende onderbouwd beschouwde.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij niet hersteld was en recht had op doorbetaling van ziekengeld. De bezwaarverzekeringsarts had volgens hem geen adequaat medisch onderzoek verricht. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts, dat appellant op de datum in geding weer in staat was zijn werk te hervatten, voldoende was onderbouwd. De Raad concludeerde dat er geen reden was voor een nader medisch onderzoek en dat de aanspraak op een WIA-uitkering buiten de omvang van het geding viel.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.