ECLI:NL:CRVB:2013:1149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WW-uitkering na ongevraagd ontslag wegens plichtsverzuim
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellant, die na ongevraagd ontslag een uitkering op grond van de Ziektewet ontving. Het UWV had de WW-uitkering geweigerd op basis van de stelling dat appellant verwijtbaar werkloos was geworden. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had aangenomen dat er een dringende reden voor het ontslag was, zoals bedoeld in artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek. Appellant was in dienst bij de gemeente Bunschoten en had zich tijdens een personeelsuitje schuldig gemaakt aan ongewenste intimiteiten, wat leidde tot een onderzoek en uiteindelijk tot zijn ontslag op grond van plichtsverzuim.
De Raad heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten adequaat heeft gehandeld door een onderzoek in te stellen naar de klachten over appellant. De rechtbank oordeelde dat het college niet kon worden verweten dat het ontslag niet onmiddellijk was gegeven, aangezien appellant de gelegenheid had gekregen om zijn zienswijze te geven. De Raad bevestigde dat het gedrag van appellant een dringende reden vormde voor ontslag, en dat het UWV terecht de WW-uitkering had geweigerd. De Raad concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de dringendheid van de ontslagreden in twijfel trokken, en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig handelen door werkgevers bij het onderzoeken van klachten en het nemen van disciplinaire maatregelen. De Raad bevestigde dat de beslissing van het UWV om de WW-uitkering te weigeren, in lijn was met de wetgeving en de feiten van de zaak.