ECLI:NL:CRVB:2013:1120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor satellietontvanger en schilderswerkzaamheden
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door appellant, die algemene bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had op 12 november 2010 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een satellietontvanger en voor schilderswerkzaamheden in zijn huurwoning. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft deze aanvraag op 15 november 2010 afgewezen, met de motivering dat de kosten van de satellietontvanger geen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn en dat de kosten van schilderswerkzaamheden uit het reguliere inkomen dienen te worden voldaan. De rechtbank Arnhem heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de kosten voor de satellietontvanger noodzakelijk zijn vanwege zijn lichamelijke beperkingen, waardoor hij afhankelijk is van satelliettelevisie voor informatie uit zijn thuisland. Hij vreest sociaal isolement zonder deze voorziening. Daarnaast stelt hij dat het niet toekennen van bijzondere bijstand in strijd is met artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Wat betreft de schilderswerkzaamheden betoogt appellant dat hij deze kosten niet kan dekken uit zijn bijstandsnorm, omdat hij ook zijn kind in Turkije financieel ondersteunt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten van de satellietontvanger noodzakelijk zijn. De Raad stelt dat appellant met de beschikbare hulpmiddelen sociale contacten kan onderhouden en dat het ontbreken van satelliettelevisie niet leidt tot sociaal isolement. Ook het beroep op artikel 10 van het EVRM wordt verworpen, omdat appellant niet heeft aangetoond dat het onthouden van bijstand een onaanvaardbare inbreuk op zijn recht op vrije nieuwsgaring vormt. Wat betreft de schilderswerkzaamheden concludeert de Raad dat deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die uit het inkomen moeten worden voldaan. De omstandigheid dat appellant zijn kind in het buitenland ondersteunt, wordt niet als een bijzondere omstandigheid erkend. De Raad bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.