ECLI:NL:CRVB:2013:1120

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
23 juli 2013
Zaaknummer
11-3533 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor satellietontvanger en schilderswerkzaamheden

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door appellant, die algemene bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had op 12 november 2010 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een satellietontvanger en voor schilderswerkzaamheden in zijn huurwoning. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft deze aanvraag op 15 november 2010 afgewezen, met de motivering dat de kosten van de satellietontvanger geen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn en dat de kosten van schilderswerkzaamheden uit het reguliere inkomen dienen te worden voldaan. De rechtbank Arnhem heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de kosten voor de satellietontvanger noodzakelijk zijn vanwege zijn lichamelijke beperkingen, waardoor hij afhankelijk is van satelliettelevisie voor informatie uit zijn thuisland. Hij vreest sociaal isolement zonder deze voorziening. Daarnaast stelt hij dat het niet toekennen van bijzondere bijstand in strijd is met artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Wat betreft de schilderswerkzaamheden betoogt appellant dat hij deze kosten niet kan dekken uit zijn bijstandsnorm, omdat hij ook zijn kind in Turkije financieel ondersteunt.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten van de satellietontvanger noodzakelijk zijn. De Raad stelt dat appellant met de beschikbare hulpmiddelen sociale contacten kan onderhouden en dat het ontbreken van satelliettelevisie niet leidt tot sociaal isolement. Ook het beroep op artikel 10 van het EVRM wordt verworpen, omdat appellant niet heeft aangetoond dat het onthouden van bijstand een onaanvaardbare inbreuk op zijn recht op vrije nieuwsgaring vormt. Wat betreft de schilderswerkzaamheden concludeert de Raad dat deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die uit het inkomen moeten worden voldaan. De omstandigheid dat appellant zijn kind in het buitenland ondersteunt, wordt niet als een bijzondere omstandigheid erkend. De Raad bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/3533 WWB
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 mei 2011, 11/591 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.T.C. Rebergen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2013. Voor appellant is verschenen mr. E. Osinga, kantoorgenoot van mr. Rebergen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. A.J.M. Schakenraad.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), naar de norm voor een alleenstaande. Hij heeft op 12 november 2010 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van een satellietontvanger en voor de kosten van schilderswerkzaamheden in zijn (huur)woning.
1.2.
Bij besluit van 15 november 2010, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 28 januari 2011(bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand voor de kosten van een satellietontvanger en voor schilderswerkzaamheden afgewezen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de kosten van een satellietontvanger geen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn en dat de kosten van schilderswerkzaamheden tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren die uit het reguliere inkomen dienen te worden voldaan.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Ten aanzien van de kosten voor een satellietontvanger heeft hij aangevoerd dat deze kosten wel degelijk noodzakelijk zijn en heeft daarbij gewezen op zijn bijzondere individuele omstandigheden.
Als gevolg van zijn lichamelijke beperkingen kan appellant zich slechts met twee krukken en een scootmobiel voortbewegen. Daardoor is hij voor informatie uit zijn thuisland afhankelijk van de sateliettelevisie. Hij stelt in dit verband dat hij bij gebrek aan satellietontvangst in een sociaal isolement dreigt te geraken. Voorts is appellant van mening dat het niet toekennen van bijzondere bijstand voor de kosten van een sateliellietontvanger in strijd is met artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Wat betreft de kosten van schilderswerkzaamheden stelt appellant dat deze kosten niet uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan, omdat hij zijn kind, dat in Turkije woonachtig is, financieel ondersteunt.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Kosten van een satellietontvanger
4.1.
In geschil is of de kosten van een satellietontvanger voor appellant noodzakelijk zijn.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door het ontbreken van de mogelijkheid om via een satellietverbinding televisiebeelden te ontvangen in een sociaal isolement dreigt te geraken. Appellant kan in staat worden geacht om met gebruikmaking van de hem ten dienste staande hulpmiddelen sociale contacten buitenshuis te onderhouden. Niet valt in te zien hoe de onmogelijkheid om thuis satelliettelevisie te bekijken daaraan in de weg zou staan. Ook de stelling dat hij door de satellietontvangst beter kan meepraten over nieuwsfeiten brengt niet mee dat de kosten van een satellietontvanger voor hem noodzakelijk zijn. Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een satellietontvanger daarom terecht afgewezen. Het beroep van appellant op artikel 10 van het EVRM faalt. Appellant heeft op geen enkele wijze onderbouwd en/of aannemelijk gemaakt dat het onthouden van bijzondere bijstand voor de kosten van een satellietontvanger tot een rechtens onaanvaardbare inbreuk op het recht op vrije nieuwsgaring in de zin van artikel 10 van het EVRM heeft geleid.
Kosten schilderswerkzaamheden
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten van schilderswerkzaamheden noodzakelijk zijn. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het hier gaat om kosten die behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dergelijke kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Daarvoor wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.3.
Het feit dat appellant met de algemene bijstand die hij ontvangt tevens zijn kind, dat in Turkije woonachtig is, financieel ondersteunt - wat hier verder ook van zij - is geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 1 mei 2013, LJN BZ9166), strekt algemene bijstand tot levensonderhoud van de bijstandsgerechtigde (en zijn gezin) hier te lande en niet tot het scheppen van draagkracht ter voorziening in het levensonderhoud van personen die daarin niet betrokken zijn, zoals zijn in het buitenland woonachtige kind.
4.4.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
F. Hoogendijk als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2013.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) A.C. Oomkens

HD