ECLI:NL:CRVB:2013:1048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WW-uitkering en oplegging van boete wegens overtreding inlichtingenplicht
In deze zaak gaat het om de herziening van de WW-uitkering van appellant en de oplegging van een boete door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontving vanaf 1 november 2004 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW), maar na een onderzoek in 2008 bleek dat hij in 2005 zelfstandigenaftrek had geclaimd, wat aanleiding gaf tot een herziening van zijn uitkering. Het Uwv concludeerde dat appellant in die periode als zelfstandige had gewerkt en dat hij zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet alle gewerkte uren op te geven. Dit leidde tot een herziening van zijn uitkering en een terugvordering van onterecht ontvangen bedragen. Appellant heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde de besluiten en legde een boete op van € 1.331,-. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het eerste besluit niet-ontvankelijk, maar verklaarde het beroep tegen het tweede besluit gegrond, omdat het Uwv niet consistent had gehandeld volgens de geldende richtlijnen. Het Uwv herzag zijn besluiten, maar appellant bleef het niet eens met de herziening en de boete. De rechtbank oordeelde dat de uren die appellant had besteed aan het ophalen en afleveren van zwembaden als directe uren moesten worden beschouwd en dat hij deze had moeten opgeven. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordeelde dat de boete terecht was opgelegd en dat appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden. De Raad oordeelde dat de opgelegde boete van € 517,- evenredig was aan de ernst van de overtreding.