ECLI:NL:CRVB:2013:1042
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- A.I. van der Kris
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het recht op ziekengeld na beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn recht op ziekengeld te beëindigen. De appellant was eerder uitgevallen voor zijn werk als schoonmaker vanwege rug-, nek- en schouderklachten en had later psychische klachten en klachten vanwege aambeien ontwikkeld. Het Uwv concludeerde dat de appellant per 20 mei 2011 geschikt was voor de eerder bij de Wet WIA-beoordeling geduide functies, en beëindigde zijn ziekengeld per die datum. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding had gezien om het onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsarts onzorgvuldig of onvolledig te achten. De bezwaarverzekeringsarts had op basis van eigen onderzoek en informatie van de huisarts geconcludeerd dat de beperkingen van de appellant niet zodanig waren dat hij de eerder geduide functies niet kon verrichten. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat de appellant in hoger beroep niet met nieuwe medische informatie was gekomen die zijn standpunt onderbouwde. De Raad bevestigde dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld had beëindigd en dat er geen aanleiding bestond om een onafhankelijk deskundige te benoemen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.