ECLI:NL:CRVB:2012:BY7893

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6086 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verhuiskostenvergoeding op basis van termijnoverschrijding bij bezwaar

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. F. Bakker, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 6 september 2011 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bellingwedde ongegrond had verklaard. Het college had op 8 juni 2010 de aanvraag van appellante voor een verhuiskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning afgewezen. Appellante maakte hiertegen bezwaar, maar het college verklaarde dit bezwaar op 2 november 2010 niet-ontvankelijk, omdat appellante de gronden van het bezwaar niet binnen de gestelde termijn had ingediend.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad stelde vast dat appellante op 14 juli 2010 door het college was gewezen op het ontbreken van de gronden van het bezwaar en dat zij de gelegenheid had gekregen om dit verzuim te herstellen. Appellante had echter de gronden niet tijdig ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar. De Raad benadrukte dat appellante verantwoordelijk was voor het indienen van de gronden en dat zij haar gemachtigde op de hoogte had moeten stellen van de termijnbrief.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter H.J. de Mooij en de leden J. Brand en W.H. Bel, in aanwezigheid van griffier R. Scheffer. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 december 2012.

Uitspraak

11/6086 WMO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 6 september 2011, 11/116 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Bellingwedde (college)
Datum uitspraak: 19 december 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F. Bakker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2012. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Bakker. Het college is met bericht van verhindering niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 8 juni 2010 heeft het college de aanvraag van appellante om een vergoeding in de verhuiskosten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning afgewezen.
1.2. Appellante heeft hiertegen op 14 juni 2010 bezwaar gemaakt.
1.3. Bij brief van 7 juli 2010 (verzonden 14 juli 2010) heeft het college appellante zes weken de gelegenheid gegeven om de gronden van het bezwaar in te dienen.
1.4. Bij brief van 12 augustus 2010 heeft mr. Bakker zich als gemachtigde van appellante gesteld en de stukken opgevraagd, die het college bij brief van 10 september 2010 heeft toegestuurd.
1.5. Bij brief van 23 september 2010 heeft appellante de gronden van het bezwaar ingediend.
1.6. Bij besluit van 2 november 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellante niet binnen de gestelde termijn de gronden van het bezwaar heeft ingediend.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld waaraan een bezwaar- of beroepschrift ten minste moet voldoen. Ingevolge het eerste lid, onder d, van dit artikel geldt dat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar dient te bevatten.Op grond van artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb en de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.
4.2. Vast staat dat appellante bij de brief van het college van 7 juli 2010 (verzonden 14 juli 2010) is gewezen op het ontbreken van de gronden van het bezwaar, appellante in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen en dat is meegedeeld dat, indien dit niet gebeurt, dit tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaar kan leiden. Ook staat vast dat appellante de gronden van het bezwaar niet binnen de in de brief van 7 juli 2010 gestelde termijn heeft ingediend.
4.3. Het college heeft de termijnbrief op 14 juli 2010 naar het adres van appellante gestuurd. Dit is juist, aangezien op dat moment bij het college nog geen gemachtigde van appellante bekend was. Dit betekent dat de in de brief gestelde termijn van zes weken een aanvang nam en appellante verantwoordelijk was voor het indienen van de gronden van het bezwaar vóór 26 augustus 2010. Het behoorde vervolgens ook tot de verantwoordelijkheid van appellante om een eventuele gemachtigde op de hoogte te brengen van de termijnbrief en het feit dat daaraan nog geen gevolg was gegeven, zodat de gemachtigde daarnaar zou kunnen handelen, en - zo nodig - tijdig om uitstel voor het indienen van de gronden zou kunnen vragen. Dat de gemachtigde eerder had kunnen reageren op de termijnbrief wanneer het college de stukken eerder had opgestuurd, doet hieraan niet af. De rechtbank is dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat het college bevoegd was het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren en dat niet gebleken is van omstandigheden op grond waarvan het college van deze bevoegdheid geen gebruik kon maken.
4.4. Uit hetgeen onder 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en J. Brand en W.H. Bel als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) R. Scheffer