ECLI:NL:CRVB:2012:BY5198

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4872 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het ZW-dagloon en nabetaling loon in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft de vaststelling van het dagloon voor de Ziektewet (ZW) en de nabetaling van loon door de werkgever. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in een besluit van 4 februari 2011 het bezwaar van betrokkene tegen eerdere besluiten ongegrond verklaard, waarbij het dagloon was vastgesteld op € 37,81. Betrokkene, die niet verschenen was op de zitting, had verzocht om een loonnabetaling van haar werkgever te verwerken in het dagloon. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het Uwv vernietigd, omdat het Uwv niet had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen bij de berekening van het dagloon.

In hoger beroep heeft het Uwv het oordeel van de rechtbank bestreden. De Raad overweegt dat de regelgeving omtrent de dagloonvaststelling vereist dat alleen wijzigingen in de polisadministratie die plaatsvinden in het refertejaar, invloed hebben op de hoogte van het dagloon. De nabetaling die betrokkene ontving, vond plaats na het refertejaar, waardoor het Uwv terecht het eerder vastgestelde dagloon heeft gehandhaafd. De Raad concludeert dat het Uwv niet onzorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen rechtsplicht bestond om betrokkene tijdig te informeren over de correctiemogelijkheid.

De Centrale Raad van Beroep vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/4872 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 2 augustus 2011, 11/994 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[A. te B.] (betrokkene)
Datum uitspraak: 23 november 2012
PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2012. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma. Betrokkene is met kennisgeving niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
1.2. Bij het bestreden besluit van 4 februari 2011 heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen de besluiten van 6 en 20 oktober 2010 ongegrond verklaard. In deze besluiten is het verzoek van 19 september 2010 van betrokkene aan het Uwv om een loonnabetaling van haar werkgever alsnog te verwerken in het dagloon, afgewezen. Het Uwv heeft het dagloon gehandhaafd dat is vastgesteld op € 37,81 en waarnaar de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) wordt berekend.
2.1. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. De rechtbank oordeelt dat gezien de in de artikelen 15 van de ZW en 2, eerste en vierde lid, van het Besluit dagloonregels arbeidsongeschiktheidswetten (Besluit) vastgestelde wettelijke voorwaarden het nabetaalde loon door het Uwv niet meegenomen kon worden bij de berekening van de uitkering van betrokkene. Het Uwv had met betrekking tot de mogelijkheid van correctie conform zijn beleid, tijdig de buitenwettelijke mogelijkheid moeten bieden om de nabetaling alsnog toe te laten rekenen aan het refertejaar, door betrokkene in de gelegenheid te stellen haar werkgever te verzoeken om een correctieaangifte over 2010 in te dienen. Dusdoende heeft het Uwv onzorgvuldig gehandeld. Het Uwv is door de rechtbank opgedragen om met inachtneming van de overwegingen in de aangevallen uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
3. In hoger beroep heeft het Uwv het oordeel van de rechtbank bestreden. Ingevolge de regelgeving ter zake van de dagloonvaststelling dient alleen als de correctieopgave door de werkgever in het refertejaar een wijziging in de polisadministratie teweeg brengt de hoogte van het reeds vastgestelde dagloon te wijzigen. Het enkele feit dat betrokkene tijdens de hoorzitting van 13 januari 2011 van deze mogelijkheid door het Uwv op de hoogte is gesteld is niet het gevolg van beleid van het Uwv op dit punt. Evenmin rust op het Uwv uit zorgvuldigheidsoverwegingen een rechtsplicht verzekerde tijdig van de bedoelde correctiemogelijkheid op de hoogte te stellen.
4. Het oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak.
4.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of het Uwv terecht heeft geweigerd het eerder vastgestelde dagloon per 19 september 2010 aan te passen naar aanleiding van de door betrokkene vermelde loonnabetaling.
4.2. Ingevolge artikel 15 van de ZW, artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, van het Besluit, in onderlinge samenhang bezien wordt als dagloon, waarnaar een uitkering op grond van de ZW wordt berekend, beschouwd 1/261 deel van het loon dat de verzekerde volgens opgave van zijn werkgever aan de Belastingdienst daadwerkelijk heeft genoten tijdens het refertejaar. Tussen partijen is niet in geschil dat het refertejaar loopt van 1 februari 2009 tot en met 31 januari 2010. De desbetreffende nabetaling is betrokkene betaald na dit refertejaar. Onder loon wordt mede begrepen het loon waarvan de werknemer aantoont dat dit in het refertejaar vorderbaar maar niet tevens inbaar is geworden. Bij aanwezigheid van de werkgever is dit laatste, voor zover betrekking hebbend op niet tevens inbaar geworden loon, slechts aangewezen in situaties waarin duidelijk is geworden dat de werkgever ondanks vordering niet tot betaling overgaat. Zie onder andere CRvB 21 maart 2012, LJN BV9859. Een dergelijke situatie is hier niet aanwezig.
4.3. Voor de berekening van het dagloon is het Uwv terecht uitgegaan van de volgens de polisadministratie tijdens het refertejaar (1 februari 2009 tot en met 31 januari 2010) door de werkgever aan de belastingdienst opgegeven loon. Aan betrokkene is - zoals ter zitting van de rechtbank door het Uwv is betoogd - ter hoorzitting buitenwettelijk de mogelijkheid geboden het betreffende loonbestanddeel door de werkgever in te laten boeken in de polisadministratie, maar dit bleek niet te lukken. Volgens betrokkene heeft de werkgever verklaard dat dit technisch niet mogelijk was. Met het Uwv moet geoordeeld worden dat uit deze, door het Uwv kennelijk in dit soort gevallen toegestane handelwijze van de werkgever, niet voor het Uwv een rechtsplicht afgeleid kan worden om verzekerden tijdig van een dergelijke mogelijkheid voor de werkgever in kennis te stellen, bij gebreke waarvan een daarvoor in aanmerking komend besluit deswege voor vernietiging in aanmerking komt. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad zal doen wat de rechtbank had behoren te doen en het beroep ongegrond verklaren.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en T. Hoogenboom en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van A. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2012.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) A. Oomkens